10-01-25 - H1A: zinsdelen en §3 onderwerp

Nederlands

§3 - Onderwerp (ow) 
Herhaling zinsdelen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

§3 - Onderwerp (ow) 
Herhaling zinsdelen

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
> Starten met zinsdelen
> Herhaling PV 

Lesdoel: 
> Aan het einde van de les kun je het OW vinden en benoemen in een zin

Slide 2 - Tekstslide

Planning tot aan PPW 2
  • 07-01: §1 PV & zinsdelen herhalen
  • 10-01: §3 Onderwerp 
  • 10-01 of 13/01: §5 WW- gez 
  • 14/01 of 17/01: §7 Lijdend voorwerp
  • 20/01 of 21/01: §9 Meewerkend  voorwerp
  • 21/01 of 24/01: §11 Bijwoordelijke bepaling
  • week 5: PWW 2: PW 

Slide 3 - Tekstslide

Zinsdelen
> Allereerst: wat zijn zinsdelen?


Slide 4 - Tekstslide

Zinsdelen
> Allereerst: wat zijn zinsdelen?

>
 Dan: de PV vinden, hoe ook alweer?

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling zinsdelen
> Allereerst: wat zijn zinsdelen?
zins - delen = zinsdelen  
> waarom moeten we leren om zinsdelen vinden? 

Slide 6 - Tekstslide

Het verdelen van de zin in zinsdelen.
Altijd dezelfde volgorde/ stappen aanhouden! 

1. Zoek de PV
Zet een streep onder de PV en benoem deze:  PV. 
  Zet een streep voor en achter de / pv / = dit is één zinsdeel
2. Zoek het OW. 
Wie of wat doet de PV? = Zet een streep onder het OW en benoem dit. 
Zet een streep voor en achter het / OW / = dit is ook één zinsdeel
3. Zoek het gez. (kan werkwoordelijk of naamwoordelijk gez. zijn)  
PV + alle ww-en in de zin = Zet een streep onder de andere ww-en benoem deze: ww./ of nw. gez. 
Zet een streep voor en achter de /andere ww-en/ = dit is ook één zinsdeel
4. Zoek het LV.  
Wie of wat + gez. = Zet een streep onder het LV en benoem dit.
Zet een streep voor en achter het / LV / = dit is ook één zinsdeel

De rest van de stappen doen we volgende week! 
1: PV
2: OW
3: gez.
4: lv
5: mw vw
6: bijw. bep.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld: ik heb gisteren een vis gevangen. 

1: PV --> Ik / heb / gisteren / een vis / gevangen.
                        pv
2: OW --> Ik / heb / gisteren / een vis / gevangen.
                  ow   pv                                        
 
3: gez.--> Ik / heb / gisteren / een vis / gevangen.
                  ow pv                                   ww. gez.

4: LV --> Ik/ heb / gisteren / een vis / gevangen.
               ow pv                        lv         ww. gez.

5: blijft over: gisteren. Wat is dat? --> §11 --> bijw. bep.



1: PV
2: OW
3: gez.
4: lv
5: mw vw
6: bijw. bep.

Slide 8 - Tekstslide


Neem het zinnetje over en onderstreep de pv. Verdeel het zinnetje daarna in zinsdelen.
De beste voetballer werd beloond met een bijzondere trofee.

Slide 9 - Open vraag

Het onderwerp (ow)
Het onderwerp (ow)

Slide 10 - Tekstslide

Paragraaf 3: OW en WG
Boek: pag. 208
> Hoe vind je het onderwerp (OW) als zinsdeel in een zin?

Wie/wat + persoonsvorm?

... of verander de PV van getal, het OW verandert dan ook.

Slide 11 - Tekstslide

Even proberen!
Gisteren liepen de jongens over de markt.

De leerlingen waren een week op schoolreis.

De toetsen zijn nog niet nagekeken door de docent.
Wie/wat + PV?
1: PV
2: OW
3: gez.
4: lv
5: mw vw
6: bijw. bep.

Slide 12 - Tekstslide

Let op!
> Komt er een vraagwoord uit de vraag: wie/wat + PV?

> Vervang het vraagwoord dan door een verzonnen naam. Komt die naam ook uit de vraag? Dan is dat het OW.

Slide 13 - Tekstslide

Let op!
> Komt er een vraagwoord uit de vraag: wie/wat + PV?

Wie heeft het huiswerk af?

Wat is daar aan de hand?

Slide 14 - Tekstslide

HW maandag 13-01: 

> Maak opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 208-209
> maak opdrachten 4,5 en 6 zinsdelen blz. 204 
Niet af: HW voor maandag

Slide 15 - Tekstslide