BS 4: De Hersenen MAX

BS 4: De Hersenen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

BS 4: De Hersenen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
* Je kunt de delen van de hersenen noemen met hun functies 
   en kenmerken.
* Je kunt de invloed van verdovende, stimulerende en 
   bewustzijnsveranderende middelen op het zenuwstelsel 
   beschrijven en de risico's van het gebruik van verslavende 
   middelen noemen

Slide 2 - Tekstslide

De kleine hersenen
A
verwerken alle inkomende impulsen.
B
geleiden impulsen van het ruggenmerg naar de grote hersenen.
C
zorgen voor coördinatie van alle bewegingen.
D
doen hetzelfde als de grote hersenen, maar dan sneller.

Slide 3 - Quizvraag

De hersenen horen bij....
A
Centrale zenuwstelsel
B
Zenuwen
C
De zintuigen

Slide 4 - Quizvraag

In de grote hersenen
A
Worden prikkels vanaf je zintuigen verwerkt
B
Worden impulsen vanaf je zintuigen verwerkt
C
Worden bewegingen op elkaar afgestemd
D
Zetten prikkels om in impulsen

Slide 5 - Quizvraag

De hersenen bestaan uit...
A
Grote hersenen, kleine hersenen en ruggenmerg
B
Grote hersenen, hersenstam en ruggenmerg
C
Kleine hersenen, hersenstam en ruggenmerg
D
Groter hersenen, kleine hersenen en hersenstam

Slide 6 - Quizvraag

Wat beïnvloedt de hersenen?
A
Alcohol
B
Drugs
C
Medicijnen
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 7 - Quizvraag

De hersenen

  • Hersenstam
  • Grote hersenen
  • Kleine hersenen

De hersenen zijn onderdeel van het centrale zenuwstelsel

Slide 8 - Tekstslide

Hersenstam
De hersenstam ligt in het verlengde van het ruggenmerg.

Naast het geleiden van impulsen stuurt de hersenstam ook belangrijke levensfuncties aan, zoals hartslag, ademhaling, bloeddruk en temperatuur van het lichaam.


Slide 9 - Tekstslide

De hersenstam geleidt impulsen:

* Van het ruggenmerg naar de grote en de kleine hersenen, en omgekeerd
* Die afkomstig zijn van zintuigen in hoofd en hals naar de grote en de kleine hersenen
* Die afkomstig zijn van de grote en de kleine hersenen naar de spieren en klieren in hoofd en hals

Slide 10 - Tekstslide

De grote hersenen
De grote hersenen bestaan uit een linker en een rechter hersenhelft
De grote hersenen zijn erg geplooid.
In de hersenschors (buitenste laag) ligt de grijze stof.
Als impulsen in de grote hersenen zijn verwerkt, wordt je je bewust van een prikkel.

Slide 11 - Tekstslide

Grote hersenen
Er zijn gevoelscentra en bewegingscentra.
Gevoelscentra ontvangen en verwerken informatie van zintuigen.
Bewegingscentra sturen sturen spieren en klieren aan.
Deze hersen centra liggen zowel links als rechts

Slide 12 - Tekstslide

Kleine hersenen
Vaak voer je veel bewegingen tegelijkertijd uit.
De kleine hersenen zorgen ervoor dat alle bewegingen op elkaar zijn afgestemd. Dit noemen we coördinatie.
Het vangen van een bal bijv.

Slide 13 - Tekstslide

Beïnvloeding

Medicijnen, drugs en alcohol beïnvloeden de werking van het zenuwstelsel. 

Deze stoffen kunnen het doorgeven van impulsen remmen of juist stimuleren.

Dit heeft invloed op de manier waarop je hersenen informatie verwerken.

Slide 14 - Tekstslide

Remmende werking
Sommige medicijnen remmen de werking van het zenuwstelsel.
Morfine (en andere pijnstillers) zorgen dat impulsen van het pijnzintuig de hersenen niet of minder goed kunnen bereiken. Je voelt dan geen of minder pijn.
Ook slaapmiddelen en kalmeringsmiddelen hebben een remmende werking. 

Slide 15 - Tekstslide

Pijnstillers, slaapmiddelen en kalmeringsmiddelen maken je suf.
Je hersenen verwerken prikkels minder goed.
Je waarnemingsvermogen en je reactievermogen nemen af.
Ze kunnen daarom ook de rijvaardigheid beïnvloeden.
Op de verpakking wordt dit vaak aangegeven met een sticker.

Slide 16 - Tekstslide

Drugs (en alcohol)
Drugs zijn stoffen die de werking van het centrale zenuwstelsel beïnvloeden. 
Ze hebben effect op de gevoelens, bewustzijn en je zintuigen.
We kunnen drugs onderverdelen in 3 groepen:
* Verdovende middelen (downers)
* Stimulerende middelen (uppers)
* Bewustzijnsveranderende middelen (trippers)

Slide 17 - Tekstslide

Verdovende middelen
Geven een ontspannen gevoel. Ze maken je rustig en blij. Je hartslag en ademhaling worden langzamer.
Je spieren ontspannen en impulsen worden minder goed verwerkt. 
Je reactie vermogen neemt af.
Voorbeeld: Alcohol en Heroïne

Slide 18 - Tekstslide

Stimulerende middelen
Geven je het gevoel dat je meer energie en zelfvertrouwen hebt. Je hartslag en ademhaling gaan omhoog en je spieren spannen zich aan.
Voorbeeld: Energiedrankjes, Tabak en XTC

Slide 19 - Tekstslide

Bewustzijnsveranderende middelen
Zorgen ervoor dat je waarnemingen door de hersenen worden verstoord en je stemming verandert. Je hartslag en bloeddruk gaan iets omhoog 
Je kunt soms dingen zien die er niet zijn. (hallucinaties)
Voorbeeld: LSD, Cannabis en Paddo's

Slide 20 - Tekstslide

Gezondheidsrisico's 
Risico op verslaving: Je kunt niet meer zonder. Lichamelijke en/of geestelijke afhankelijkheid.
Tolerantie: Je hebt steeds meer nodig voor het juiste effect
Beïnvloed: het zenuwstelsel en de groei en ontwikkeling
Veel drugs zijn illegaal en kunnen erg gevaarlijk zijn, omdat je niet weet wat erin zit.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video