4TL Schrijfvaardigheid: zakelijke brief en e-mail

Schrijfvaardigheid
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Schrijfvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog?
We beginnen met een paar quizvragen.

Slide 2 - Tekstslide

In de volgende gevallen schrijf je een zakelijke brief
A
sollicitatie, brief naar een familielid, klacht
B
klacht, sollicitatie, informatie inwinnen

Slide 3 - Quizvraag

De handtekening hoef je tegenwoordig niet meer te plaatsen.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Bij welke onderdelen van een zakelijke brief moet een komma?

Slide 5 - Open vraag


Wie is de geadresseerde?
A
Degene aan wie je de brief schrijft.
B
Degene die de brief schrijft.

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze voor de plaats en de datum in een zakelijke brief
A
Leeuwarden 31 januari 2022
B
Leeuwarden, 31 Januari 2022
C
Leeuwarden, 31 januari 2022
D
Leeuwarden, 31-1-2022

Slide 7 - Quizvraag

De eerste zin van de brief begint met een hoofdletter.
A
Niet waar, de aanhef eindigt met een komma en daarna krijg je nooit een hoofdletter.
B
Waar. In de zakelijke brief begint de eerste zin toch met een hoofdletter.

Slide 8 - Quizvraag

In de tekst van een zakelijke brief gebruik je geen alinea’s.
A
Waar: je schrijft alles achter elkaar zonder witregels.
B
Niet waar: je gebruikt 3 alinea’s: inleiding , middenstuk en een slot.

Slide 9 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze voor de slotformule
A
Met Vriendelijke Groet,
B
Met vriendelijke groet,
C
Met vriendelijke groet
D
Met vriendelijke groeten,

Slide 10 - Quizvraag


Kies het juiste adres:
A
Groene Hart Rijnwoude Sportparklaan 4 2391 AX HAZERSWOUDE-DORP
B
Groene Hart Rijnwoude Sportparklaan 4 2391 AX Hazerswoude-Dorp
C
Groene hart rijnwoude Sportparklaan 4 2391 AX Hazerswoude-Dorp

Slide 11 - Quizvraag

Indeling en inhoud
Inleiding: 
Aanleiding: Waarom schrijf je de brief?

Kern:
Uitleg, vragen etc.

Slot:
Actie: Wat wil je dat de lezer gaat doen?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Zakelijke e-mail

Slide 14 - Tekstslide

Opmaak
  • Vul de onderwerpregel in (kort en bondig en zonder leesteken)

  • Aanhef
  • Inleidende zin
  • Alinea 1
  • Alinea 2
  • Afsluitende zin
  • Slotformule
  • Naam

Slide 15 - Tekstslide

De inleidende zin
  • In de inleidende zin vertel je altijd waarom je de e-mail schrijft.
  • Als in de opdracht staat dat je jezelf moet voorstellen, dan doe je dat ook in de inleidende zin.

Slide 16 - Tekstslide

Het middenstuk
  • Je zakelijke e-mail bestaat altijd uit minimaal twee alinea's in het middenstuk 
  • In deze alinea's beschrijf je de meeste verplichte punten uit de opdracht 
  • Maak gebruik van de situatiebeschrijving om de verplichte punten te verwerken 
  • Staat de info niet in de situatieomschrijving? Bedenk het dan zelf! 
  • Beschrijf deze punten kort en bondig 
  • Gebruik makkelijke taal! Zo voorkom je spelfouten

Slide 17 - Tekstslide

Afsluitende zin
In de afsluitende zin sluit je de e-mail netjes af. Je kan hier vaak het laatste verplichte punt voor gebruiken.
  • Ik hoop spoedig van u te horen.
  • Ik ontvang graag snel een reactie.
  • Ik vraag u om binnen twee weken te reageren.

Slide 18 - Tekstslide

Slotformule en naam
Gebruik een van de twee slotformules:
  • Met vriendelijke groet,
  • Hoogachtend,
Soms staat in de opdracht welke slotformule je kan gebruiken.

Sluit af met je voornaam en achternaam.

Slide 19 - Tekstslide

Conventies zakelijke e-mail
  • Aan:
  • CC:
  • Onderwerp:
  • Aanhef                  (Geachte heer/mevrouw)
  • Inleiding               (Mijn naam is. + aanleiding)
  • Kern                        (Uitleg, argumenten, voorbeelden)
  • Slot                          (Vertel wat je graag zou willen) 
  • Slotformule         (Met vriendelijke groet, )
  • Jouw naam    

Slide 20 - Tekstslide

Artikel
Een andere schrijfopdracht op het examen kan een artikel zijn.

Slide 21 - Tekstslide

Een artikel heeft een bepaalde opbouw

Slide 22 - Tekstslide

Artikel
  • Inleiding: hier introduceer je het onderwerp en schrijf je waarom je dit stuk schrijft (aanleiding)
  • Middenstuk: schrijf over elk deelonderwerp één alinea. Gebruik signaalwoorden.
  • Slot: hier geef je een conclusie of korte samenvatting.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Conventies 
  • passende titel
  • vermelding voor- en achternaam onder het artikel
  • alinea-indeling (minimaal drie alinea's)
  • samenhang
  • logische volgorde
  • passend taalgebruik
  • minimaal 100 woorden
  • witregels

Slide 25 - Tekstslide

Samenhang
  • Formuleer een goede kernzin -> de rest van de alinea uitwerking of voorbeelden;
  • gebruik signaalwoorden.

Slide 26 - Tekstslide


Bron: CSE 2017 2e tijdvak

Slide 27 - Tekstslide