Les: drama driehoek/ trans analayse/ NIVEA

• docent naar coach
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

COACHINGSVAARDIGHEDEN

Check in 

Hoe zit jij er op dit moment bij, qua energie?

Welke vraag leeft op dit moment in jou?

Wat heeft jou vanochtend verrast?

Maak de zin af: ik ben de enige die....

Leerdoelen

Aan het einde van de training kun je: 

1. het belang van coaching benoemen; 
2. reflecteren op jouw rol als coach;
3. verschillende technieken en methodieken toepassen;
   
4. waar nodig bijsturen in jouw verdere ontwikkeling als coach.

Waar sta je nu?

Als "a" docent is. En "m" coach. Waar plaats je dan jezelf?

Licht toe waarom je staat waar je staat. 

  

Het belang van coachen

In groepjes van 2. Denk eens aan een moeilijk gesprek dat je hebt gevoerd. Wissel met elkaar uit:

• Wat maakte dat het gesprek zo verliep?
• Waar schuurde het of waar was het ongemakkelijk?
• Wat waren de uitdagingen en valkuilen?

Wat zegt dit alles over het belang van coachen?

Basisvaardigheden coach

• Luisteren
• Vragen stellen
• Feedback geven en ontvangen
• Omgaan met weerstand
• Regie nemen of geven

Gesprekstechnieken

LSD

OMA

OEN

NIVEA

DIK

KOE (Kaken Op Elkaar)

HELD (Herkennen, Erkennen, Loslaten, Doorgaan)

ANNA

Ga eens na

Wat weet je (nog) van:

• IJsbergmodel
• Dramadriehoek
• Winnaarsdriehoek
• Transactionele Analyse
• 3 Waarnemingsposities

5-fasen model

Transactionele Analyse

Oefenen

• In 2-tallen
• Beschrijf 1 casus uit je BPV met een leerling(en)
• Verdeel de rollen:

Coach, leerling en observant

De coach bepaalt van tevoren waar de observant naar kijkt (denk aan coachmodellen). Bespreek het gesprek na. 

Stappenplan voor effectieve feedback

• Feedbackgever benoemt objectief wat hij/zij ziet of hoort.
• Feedbackgever vraagt of de feedbackontvanger dit herkent.
• Feedbackgever geeft aan wat het effect hiervan (op hem/haar) is
• Feedbackgever vraagt of de feedbackontvanger zich dit kan voorstellen
• Feedbackgever kan aan de hand van bovenstaande een tip geven.

Objectief / subjectief

• ‘Ik zie dat je het moeilijk vindt om…..’
• 'Je let nooit op de in de les'
• ‘Ik hoorde je regelmatig “Uhhh” zeggen tijden je presentatie’
  
• ‘Je werkt slordig’
• ‘Je moet echt eens wat gaan doen'
  

Wat neem je mee en waar wil je morgen al mee aan de slag?