Economisch bekeken - H2.4 Aardappeltechnologie (K) en H2.4 Betaald en onbetaald werk(B)



2.4 Betaald en onbetaald werk 


1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les



2.4 Betaald en onbetaald werk 


Slide 1 - Tekstslide

  • Met hoeveel procent is de   
      arbeidsproductiviteit gestegen
      tussen 2008 en 2012? Rond af 1
      één decimaal.
  • (Nieuw - Oud)  x 100
                 Oud
  • (82.000 - 78.000) x 100 = 5,1 %
                78.000
Reken uit!
Pak alvast je boek, rekenmachine en een pen!

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • uitleggen wat het begrip arbeidsmotief betekent en hier voorbeelden van
     noemen.
  • uitleggen wat het begrip Arbowet inhoudt.
  • uitleggen wat de voordelen en nadelen zijn van betaald werk.
  • uitleggen wat het begrip innovatie betekent en het is.
Wat gaan we leren?

Slide 4 - Tekstslide

Onbetaald werk
Betaald werk
Thuis (bijv. huishouden)

Buitenshuis (vrijwilligerswerk)
Loondienst (bij een baas)

Eigen onderneming
Betaald en onbetaald werk

Slide 5 - Tekstslide

  • Een arbeidsmotief is een reden om te werken om te werken.


Arbeidsmotief betaald werk

  • Geld verdienen
  • Nuttig of zinvol bezig zijn
  • Uitdagend werk
  • Contacten met anderen

Voorbeelden onbetaald werk
  • Zorgen voor de kinderen

Arbeidsmotieven voor (on)betaald werk

Slide 6 - Tekstslide

Je kunt fulltime werken en parttime werken. In 2022 werkte 48% parttime en 52% fulltime.

  • Een fulltimebaan is een baan van 
      36 uren of meer per week.
  • Een parttimebaan is een baan van
      minder dan 36 uren per week.
Deeltijd en voltijd
Fulltime of parttime werken?

Slide 7 - Tekstslide






Je werkt alleen wanneer de werkgever je nodig heeft, bijvoorbeeld een uitzendkracht of een oproepkracht.

Flexwerker / Uitzendbureau

Slide 8 - Tekstslide

  • Arbeidsomstandigheden is alles
      wat werken prettig of minder
      prettig maakt (veiligheid en
      gezondheid).
  • Arbeidsomstandigheden
     
    kunnen goed of slecht zijn.
  • Voorbeelden: werkdruk, rust- en
      pauzetijden, temperatuur,
      veiligheid, bescherming etc.
Arbeidsomstandigheden

Slide 9 - Tekstslide

De Arbowet is de wet waarin staat dat dewerkgever moet zorgen voor goede arbeidsomstandigheden.

Voorbeelden: Een bouwvakker moet een helm op en een lasser moet een lashelm.
Arbowet

Slide 10 - Tekstslide

  • Innovatie betekent de ontwikkeling van een nieuw product of een nieuwe productiemethode.
Innovatie

Slide 11 - Tekstslide

  • Arbeidsomstandigheden
     veranderen (Thuis werken)
  • Bedrijven verhogen hun   winst door verkoop meer
     producten of hogere
     arbeidsproductiviteit
  • De werkgelegenheid kan
     hierdoor stijgen
Gevolgen van innovatie

Slide 12 - Tekstslide



Innovatie gericht op producenten (bedrijven)

Betere en snellere machines


Levert meer winst op door lagere kosten voor producent


Innovatie gericht op consumenten (klanten)

Verbetering van het eindproduct


Levert meer vraag naar het product op en zorgt voor hogere omzet
Soorten innovatie

Slide 13 - Tekstslide

  • Marktonderzoek is het onderzoek naar de vraat van mogelijke klanten naar een product en het aanbod van dit product door andere bedrijven op een markt.
Marktonderzoek

Slide 14 - Tekstslide

EXAMENOPGAVE
timer
2:00

Slide 15 - Tekstslide