1MH ond pv werkwoordelijk gezegde en zinnen formuleren

1MH ond pv werkwoordelijk gezegde en zinnen formuleren
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 49 min

Onderdelen in deze les

1MH ond pv werkwoordelijk gezegde en zinnen formuleren

Slide 1 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? 
1) Zet de zin in een andere tijd.
2) Het werkwoord dat verandert, is de persoonvorm. 

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm?
De leerlingen in mijn klas eten stiekem snoep in het klaslokaal.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp van een zin?
Wie / wat + pv 

Slide 4 - Tekstslide

Onderwerp
De leerlingen in mijn klas eten stiekem snoep in het klaslokaal.

wie of wat eten snoep? 

Slide 5 - Tekstslide

Let op: een onderwerp kan lang of kort zijn!
De leerlingen in mijn klas eten stiekem snoep in het klaslokaal.

Onderwerp: De leerlingen?
Onderwerp: De leerlingen in mijn klas?

Slide 6 - Tekstslide

! Verdeel de zin in zinsdelen (strepen zetten). 
REGEL: alles wat je 'voor' de persoonsvorm kan zetten = 1 zinsdeel. 


Slide 7 - Tekstslide

VOORBEELD: 
De leerlingen in mijn klas | eten | stiekem | snoep in het klaslokaal.|
Onderwerp: De leerlingen?
Onderwerp: De leerlingen in mijn klas?

Slide 8 - Tekstslide

VOORBEELD: 
De leerlingen in mijn klas | eten | stiekem | snoep in het klaslokaal.|
In mijn klas | eten | de leerlingen stiekem snoep in het lokaal.
De leerlingen | eten |  stiekem snoep in het klaslokaal in mijn klas. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde? 
Alle werkwoorden in een zin: 
in elk geval de persoonsvorm - eventueel een heel werkwoord of een voltooid deelwoord. 

Slide 10 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde: 
Piet loopt elke zaterdagochtend naar de supermarkt.
Piet gaat vanaf nu elke zaterdag naar de supermarkt lopen.
Piet is afgelopen zaterdag naar de supermarkt gelopen.

Slide 11 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde: 
Piet loopt elke zaterdagochtend naar de supermarkt.
Piet gaat vanaf nu elke zaterdag naar de supermarkt lopen.
Piet is afgelopen zaterdag naar de supermarkt gelopen.

Slide 12 - Tekstslide

En nu jullie!

Slide 13 - Tekstslide

Heel veel jongeren sparen voor de allernieuwste iPhone.
Wat is de persoonsvorm?
A
Heel veel jongeren
B
jongeren
C
sparen
D
de allernieuwste iPhone

Slide 14 - Quizvraag

Heel veel jongeren sparen voor de allernieuwste iPhone.
Wat is het onderwerp?
A
Heel veel jongeren
B
jongeren
C
sparen
D
de allernieuwste iPhone

Slide 15 - Quizvraag

Heel veel jongeren sparen voor de allernieuwste iPhone.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Heel veel jongeren
B
jongeren, sparen
C
sparen
D
de allernieuwste iPhone

Slide 16 - Quizvraag

Voor die opleiding moet je een peperdure laptop aanschaffen.
Wat is de persoonsvorm?
A
voor die opleiding
B
moet
C
je
D
peperdure laptop

Slide 17 - Quizvraag

Voor die opleiding moet je een peperdure laptop aanschaffen.
Wat is het onderwerp?
A
voor die opleiding
B
moet
C
je
D
peperdure laptop

Slide 18 - Quizvraag

Voor die opleiding moet je een peperdure laptop aanschaffen.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
aanschaffen
B
moet
C
moet, aanschaffen
D
peperdure laptop

Slide 19 - Quizvraag

De leerlingen uit 1MHD hebben de vorige les moeilijke opdrachten gemaakt.
Wat is de persoonsvorm?
A
De leerlingen
B
De leerlingen uit 1MHD
C
hebben
D
moeilijke opdrachten

Slide 20 - Quizvraag

De leerlingen uit 1MHD hebben de vorige les moeilijke opdrachten gemaakt.
Wat is het onderwerp?
A
De leerlingen
B
De leerlingen uit 1MHD
C
hebben
D
moeilijke opdrachten

Slide 21 - Quizvraag

De leerlingen uit 1MHD hebben de vorige les moeilijke opdrachten gemaakt.
Wat is het voltooid deelwoord?
A
hebben, gemaakt
B
De leerlingen uit 1MHD
C
hebben
D
gemaakt

Slide 22 - Quizvraag

De leerlingen uit 1MHD hebben de vorige les moeilijke opdrachten gemaakt.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
hebben
B
De leerlingen uit 1MHD
C
opdrachten gemaakt
D
hebben, gemaakt

Slide 23 - Quizvraag

De jongens zoeken informatie over de Formule-1 op.
Wat is de persoonsvorm?
A
De jongens
B
zoeken
C
zoeken op
D
Formule-1

Slide 24 - Quizvraag

De jongens zoeken informatie over de Formule-1 op.
Wat is het onderwerp?
A
De jongens
B
zoeken
C
zoeken op
D
Formule-1

Slide 25 - Quizvraag

De jongens zoeken informatie over de Formule-1 op.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
De jongens
B
zoeken
C
zoeken op
D
Formule-1

Slide 26 - Quizvraag

Opdracht: 8 woorden tegenwoordige tijd - kruiden (pv), Jos (ond), kip
Zin: Jos kruidt de malse kip elke donderdag met een pittige kruidenmix.
A
GOED
B
NIET GOED

Slide 27 - Quizvraag

Opdracht: 8 woorden verleden tijd - kruiden (pv), Jos (ond), kip
Zin: Jos heeft de malse kip altijd met een pittige kruidenmix gekruid.
A
GOED
B
NIET GOED

Slide 28 - Quizvraag

Opdracht: 8 woorden verleden tijd - wandelen (pv), Jos en Sjaak, Zaandijk
Zin: Jos en Sjaak wandelen elke zaterdagmiddag in het prachtige centrum van Zaandijk.
A
GOED
B
NIET GOED

Slide 29 - Quizvraag

Opdracht: vraagzin 8 woorden voltooide tijd - voetballers (ond), winnen, vrijdagavond
Zin: De voetballers gaan vrijdagavond de spannende wedstrijd winnen.
A
GOED
B
NIET GOED

Slide 30 - Quizvraag

Opdracht: 8 woorden verleden tijd - kruiden (pv), Jos en Sjaak (ond), kip
Zin: Jos en Sjaak kruidden de malse kip vroeger altijd met een pittige kruidenmix.
A
GOED
B
NIET GOED

Slide 31 - Quizvraag

Opdracht: vraagzin 8 woorden voltooide tijd - voetballers (ond), winnen, vrijdagavond
Zin: Hebben jullie afgelopen vrijdagavond de wedstrijd gewonnen?
A
GOED
B
NIET GOED

Slide 32 - Quizvraag

Opdracht: 8 woorden verleden tijd - wandelen (pv), Jos of Sjaak, Zaandijk
Zin: Jos of Sjaak wandelde elke zaterdagmiddag in het prachtige centrum van Zaandijk.
A
GOED
B
NIET GOED

Slide 33 - Quizvraag