Les 12 start grammatica zinsdelen

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* start grammatica zinsdelen
* Socrative maken


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* zinnen verdelen in zinsdelen.
* bepalen in hoeverre ik de persoonsvorm en het onderwerk van een zin kan vinden en benoemen.

timer
10:00
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* start grammatica zinsdelen
* Socrative maken


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* zinnen verdelen in zinsdelen.
* bepalen in hoeverre ik de persoonsvorm en het onderwerk van een zin kan vinden en benoemen.

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg module grammatica zinsdelen
Elke week maak je een nulmeting over een bepaald onderdeel van grammatica zinsdelen. Hieruit blijkt hoe goed je dit onderdeel beheerst. Jouw score vul je in op de routekaart.
Op basis van deze score maak je dan zelf een keuze welke opdrachten uit het opdrachtenboekje of het lesboek je maakt.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg zinsdelen
Een zin kan je opdelen in zinsdelen. Er zijn twee manieren om te zien welke woorden samen een zinsdeel (groepje) vormen:
1. Vind de persoonsvorm. Probeer welke woorden je voor de pv kan zetten. Heb je nog steeds een goede zin? Dan zijn die woorden samen een zinsdeel. 
2. Hussel de zin. Kijk welke woorden naast elkaar blijven staan; die woorden zijn samen een zinsdeel.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nulmeting
Maak nu de nulmeting zinsdelen, persoonsvorm en onderwerp.
Ga naar gosocrative.com en open het lokaal MEIJERCOMENIUS
naam: A1B <voor- en achternaam>

Klaar? Noteer je resultaat in je schrift of Plenda.
Ga dan naar LessonUp en maak de les die voor je klaarstaat. (deze les)
timer
15:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is de zin goed in zinsdelen verdeeld?

De mevrouw / is / heel erg aardig / voor mij.

A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verdeel de zin in zinsdelen.
De vriendelijke jongen stuurde zijn buurmeisje een kaart.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verdeel de zin in zinsdelen:
Benny heeft in de dierentuin gewerkt.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
A
Een zelfstandig naamwoord dat zich vormt aan het onderwerp van de zin.
B
Een bijvoeglijk naamwoord dat zich vormt aan het onderwerp van de zin.
C
Een werkwoord dat zich vormt aan het onderwerp van de zin.
D
Een lidwoord dat zich vormt aan het onderwerp van de zin.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de persoonsvorm in de volgende zin:

"Wat is de persoonsvorm in deze zin?"
A
wat
B
is
C
de persoonsvorm
D
in

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de regel om het onderwerp / onderwerpen van een zin te vinden?
A
wie/wat = onderwerp
B
wat = onderwerp
C
wie/wat +pv = onderwerp
D
Je hebt geen regel nodig

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp?
Deze computerspelletjes heeft Nick vorige week gekocht.
A
Deze computerspelletjes
B
heeft
C
Nick
D
vorige week

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp?
Werken mieren altijd hard?
A
Werken
B
mieren
C
altijd
D
hard

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 14 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets wat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 15 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 16 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan de persoonsvorm in een zin herkennen en benoemen.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 17 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan het onderwerp in een zin herkennen en benoemen.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 18 - Poll

Deze slide heeft geen instructies