Evolutie theorie

Evolutietheorie
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologySecondary Education

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Evolutietheorie

Slide 1 - Tekstslide

Vroege Middeleeuwen
Vóór het katholicisme, rond de tijd van de Grieken en Romeinen, werd het idee van de "evolutie" al beschreven:
Het aanpassen van levensvormen , op de één of andere manier, aan hun ervaring over een zeer lange tijd.

In de vroege middeleeuwen, bij het opkomen van de katholieke kerk was het echter anders.

Slide 2 - Tekstslide

Creatonisme
De abrahamse geloven, dus de christenen, moslims en joden, hangen veelal de onstaanstheorie aan van het Creatonisme.
Gebasseerd op de heilige teksten uit de Bijbel, Quran of Thora


Slide 3 - Tekstslide

Creationisme
Het creationisme stelt dat een god de aarde heeft geschapen met de levensvormen zoals ze zijn. 

Slide 4 - Tekstslide

Intelligent Design
Andere stromingen ontkennen niet dat evolutie in een bepaalde vorm bestaat, máár stellen dat bepaalde "ontwerpen" zo intelligent zijn, zoals bijvoorbeeld hoe bepaalde organen werken, dat er wel een intelligente schepper moet zijn geweest.

Deze stroming is nieuwer.

Slide 5 - Tekstslide

Jean-Baptiste de Lamarck
was een dier- en plantkundige uit 
Frankrijk. 
Geboren in 1744 was één van de eerste 
die een versie van de evolutietheorie 
beschreef.

Slide 6 - Tekstslide

Lamarck's theorie
beschreef dat dieren langzamerhand door de tijd heen veranderde door eigenschappen die ze verworven tijdens hun leven.
Het meest bekende voorbeeld van hem is dat giraffen hun lange nek verkregen door het constant strekken van hun nek om de hoogste blaadjes te verkrijgen.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Giraffen
Het klopt dat de voorouder van giraffen een kortere nek had, maar Lamarcks theorie klopte niet.

Slide 9 - Tekstslide

Lamarck's theorie
Wat Lamarck níet wist was dat eigenschappen verkregen in jouw leven géén invloed hebben op jouw DNA, en dus niet kunnen worden doorgegeven aan jouw kinderen.


Slide 10 - Tekstslide

Lamarck's theorie
Stel je verft je haar róód dan 
krijgen jouw kinderen geen rood 
(of roder) haar.


Slide 11 - Tekstslide

Charles Darwin
Charles darwin, 1809-1882
bouwde voort op Lamarck's theorie.

Darwin ging op reis, op het schip 
de Beagle, naar o.a. de Galapagos 
eilanden.

Slide 12 - Tekstslide

Charles Darwin
Daar vond Darwin verschillende fossielen en ving hij verschillende levende dieren. Hij vergeleek bijvoorbeeld de vinken die hij daar ving met de vinken die hij thuis in Engeland had gezien. 

Iets bijzonders viel hem op:

Slide 13 - Tekstslide

Darwinisme
De vinken hadden verschillende bekjes. Hij observeerde ook dat ondanks dat de vinken erg leken op de vinken uit Engeland, dat ze andere dingen aten. 

Hij stelde dat zij die snavels hadden ontwikkeld aan de hand van hun dieet.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Darwinisme
Darwin schreef een boek "The origin of Species" de oorsprong van soorten en stelde 5 hoofdpunten:
  1. Evolutie bestaat
  2. Dieren hebben een gemeenschappelijke voorouder
  3. Geleidelijkheid 
  4. Nieuwe soorten ontstaan
  5. Natuurlijke Selectie

Slide 16 - Tekstslide

Natural Selection
Natuurlijke selectie was het belangrijkste punt uit Darwins theorie, en waar hij verschilde van Lamarck. 
Darwin stelde dat er continue veranderingen optreden maar dat de beste adaptatie overleefde en zich dus voort kon planten.

De zin "Survival of the Fittest" slaat daarop: De best aangepaste overleefd!

Slide 17 - Tekstslide

Menselijke evolutie
Darwin stelde ook dat mensen afstamden van een gemeenschappelijk voorouder, namelijk een aap-achtige. 

Slide 18 - Tekstslide

Menselijke evolutie
Helaas was Darwin er ook van overtuigd dat mensen met een Afrikaanse afkomst minder ver geëvolueerd waren als de meeste West-Europese mensen.
Dit heeft enorm véél ruimte gegeven aan racisten en hun theoriën, tot en met vandaag.

Slide 19 - Tekstslide

Menselijke evolutie
Helaas was Darwin er ook van overtuigd dat mensen met een Afrikaanse afkomst minder ver geëvolueerd waren als de meeste West-Europese mensen.
Dit heeft enorm véél ruimte gegeven aan racisten en hun theoriën, tot en met vandaag.

Slide 20 - Tekstslide

Neo-darwinisme
Neodarwinisme, oftewel  Nieuwe darwinisme, is de theorie van Darwin gecombineerd met de erfelijkheidsleer van George Mendel. 
Deze theorie leert ons dat mutaties ontstaan en hoe eigenschappen worden doorgegeven.

Slide 21 - Tekstslide

Argumenten voor de evolutie theorie
  1. Fossielen, versteende afdrukken/overblijfselen van vorige soorten.
  2.  Overeenkomsten in de bouw
  3. Rudimentaire organen, organen die niet meer nodig zijn 
  4. Overeenkomsten in processen in de cellen (het verbranden van glucose

Slide 22 - Tekstslide

Fossielen

Slide 23 - Tekstslide

gelijke organen

Slide 24 - Tekstslide

Rudimentaire organen

Slide 25 - Tekstslide

Evolutie ingrediënten
Evolutie heeft drie ingrediënten nodig:
  1. Ieder individu is een beetje verschillend
  2. Het leven is zwaar
  3. Eigenschappen kunnen doorgegeven worden aan kinderen

Slide 26 - Tekstslide

Ieder individu is een beetje verschillend
Ieder organisme verschilt altijd een beetje van elkaar ondanks dat ze bij dezelfde soort horen.
Dit heeft te maken met hun genotype, ze hebben andere eigenschappen

Slide 27 - Tekstslide

Het leven is zwaar
Het leven in de natuur is immens zwaar er gaan dus heel veel individuen dood.
Soorten worden bejaagd door andere soorten, het eten raakt op, het is te nat, te koud, te warm of te droog etc.

Slide 28 - Tekstslide

Natuurlijke selectie
Omdat individuen van elkaar verschillen betekend dat dat zij soms eigenschappen hebben die beter zijn voor de omgeving waar ze leven.
Als het te droog is, zijn er soms enkelingen die beter tegen droogte kunnen en dus beter overleven dan degene die er niet goed tegen kunnen.

Slide 29 - Tekstslide

Natuurlijke selectie
Omdat deze enkelingen vaker blijven leven hebben zij meer kans om zich voort te planten.
Daar kunnen zij die eigenschap doorgeven aan hun kinderen!

Dat betekend dat de volgende generatie er béter tegen kan.
De generatie daarna zelfs beter dan daarvoor.
En de generatie daarna wéér beter!
Op een gegeven moment heb je een soort die specifiek goed tegen warmte kan

Slide 30 - Tekstslide

Er wordt gif gestrooid tegen ratten.
Sommige ratten kunnen er beter tegen.
Sommige ratten kunnen er niet tegen.

Welke ratten gaan dood?
A
De ratten die wel tegen gif kunnen.
B
De ratten die niet tegen gif kunnen.

Slide 31 - Quizvraag

De ratten die niet tegen gif kunnen gaan dood.
De ratten die wel tegen het gif kunnen blijven leven.

Welke hebben de meeste kans om voort te planten?
A
Dode ratten
B
Levende ratten

Slide 32 - Quizvraag

de leven ratten planten zich voort en krijgen vruchtbare nakomelingen.

Dat komt omdat zij
A
Wel bij dezelfde soort horen
B
Niet bij dezelfde soort horen

Slide 33 - Quizvraag

De nakomelingen hebben ouders die goed tegen gif kunnen.
Kan deze generatie wel of niet goed tegen gif?
A
Wel
B
Niet

Slide 34 - Quizvraag

Leg uit waarom bij het strooien van gif de héle populatie ratten dood moet gaan als je van een rattenplaag af wil komen.

Slide 35 - Open vraag

Nieuwe soort
Ondanks dat de eigenschappen veranderen in de ratten zijn zij niet van een andere soort.
Deze ratten kunnen zich alsnog voortplanten met een rat die niet goed tegen gif kan en kan nog steeds vruchtbare nakomelingen krijgen.

Wanneer wordt iets een nieuwe soort?

Slide 36 - Tekstslide

Nieuwe Soort
één extra ingrediënt is nodig voor het creëren van een nieuwe soort.
Namelijk: Isolatie.
Twee groepen moeten van elkaar gescheiden raken en zich in twee verschillende omgevingen ontwikkelen.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide