07.Weet wat je eet - herhaling

Hoofdstuk 7. Weet wat je eet
de voedingsquiz
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurwetenschappenSecundair onderwijs

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 7. Weet wat je eet
de voedingsquiz

Slide 1 - Tekstslide

Wat staat hiernaast afgebeeld?
A
voedingsmiddel (namelijk chips)
B
nutriëntenlijst (van chips)

Slide 2 - Quizvraag

Welke informatie heb je nodig om de BMI van iemand te berekenen?
A
De massa en de buik/huip verhouding
B
De massa deel je door de lengte²
C
De lengte, die deel je door de massa
D
De lengte deel je door de massa²

Slide 3 - Quizvraag

Wat zijn sachariden?
A
proteïnen
B
lipiden
C
suikers
D
vetzuren

Slide 4 - Quizvraag

Welke koolhydraat zit er in kiemende gerst (om er bier van te brouwen)?
A
maltose
B
glucose
C
sacharose
D
fructose

Slide 5 - Quizvraag

Welk molecule staat hier afgebeeld?
A
sucrose
B
lactose
C
maltose
D
zetmeel

Slide 6 - Quizvraag

Uit welke monosachariden bestaat dit?
A
2 keer glucose
B
fructose en glucose
C
galactose en glucose
D
glycogeen

Slide 7 - Quizvraag

Wat voor soort reactie wordt hier afgebeeld?
A
condensatiereactie
B
hydrolysereactie
C
additiereactie
D
skeletafbraak

Slide 8 - Quizvraag

Wat voor soort reactie wordt hier afgebeeld?
A
condensatiereactie
B
hydrolysereactie
C
additiereactie
D
skeletafbraak

Slide 9 - Quizvraag

Met wat voor soort test kan je glucose (en ook fructose) aantonen in een voedingsmiddel?
A
biureet
B
sudan III
C
lugol
D
fehling

Slide 10 - Quizvraag

Welk molecule zijn de zogenaamde voedingsvezels?
A
glycogeen
B
zetmeel
C
cellulose
D
cholesterol

Slide 11 - Quizvraag

Waarom worden de voedingsvezels apart vermeld in een nutriëntenlijst?
A
Het zijn polysachariden en ze smaken dus niet zoet.
B
Het zijn polysachariden die erg lang duren vooraleer ze afgebroken zijn (trage suikers).
C
Het zijn polysachariden en we kunnen ze niet verteren.
D
Het zijn polysachariden die opgebouwd zijn fructosemoleculen.

Slide 12 - Quizvraag

Welk hormoon werkt niet of minder goed bij mensen met diabetes?
A
insuline
B
glucagon
C
glycogeen
D
glucose

Slide 13 - Quizvraag

Welk molecule wordt hier weergegeven?
A
fosfolipide
B
proteïne
C
cholesterol
D
triglyceride

Slide 14 - Quizvraag

Voor wat dienen fosfolipiden?
A
als energiebron
B
bouwsteen van membranen
C
die kunnen we niet verteren, dus voor niets
D
dit is een afbraakproduct van de triglyceriden

Slide 15 - Quizvraag

Wat voor soort reactie wordt hier afgebeeld?
A
condensatiereactie
B
hydrolysereactie
C
additiereactie
D
skeletafbraak

Slide 16 - Quizvraag

Wat voor soort vetzuur staat hier afgebeeld?
A
verzadigd vetzuur
B
mono-onverzadigd vetzuur (CIS-vetzuur)
C
mono-onverzadigd vetzuur (TRANS-vetzuur)
D
poly-onverzadigd vetzuur

Slide 17 - Quizvraag

Welk molecule wordt hier weergegeven?
A
fosfolipide
B
proteïne
C
cholesterol
D
triglyceride

Slide 18 - Quizvraag

Hoe noemt men deze reactie?
A
verbrandingsreactie
B
verteringsreactie
C
denaturatie
D
hydrogeneren

Slide 19 - Quizvraag

Wat voor soort reactie staat hier afgebeeld?
A
condensatiereactie
B
hydrolysereactie
C
additiereactie
D
skeletafbraak

Slide 20 - Quizvraag

Hoe noemt LDL nog?
A
de "slechte" cholesterol
B
de "goede" cholesterol

Slide 21 - Quizvraag

Welk molecule zorgt voor een typische umami-smaak?
A
een sacharide: glycogeen
B
een vetzuur: poly-onverzadigd
C
een proteïne: peptidebindingen
D
een aminozuur: glutaminezuur

Slide 22 - Quizvraag

Welke soort reactie wordt hier afgebeeld?
A
condensatiereactie
B
hydrolysereactie
C
additiereactie
D
skeletafbraak

Slide 23 - Quizvraag

Uit hoeveel aminozuren bestaat dit stukje proteïne?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 24 - Quizvraag

Uit hoeveel peptidebindingen bestaat dit stukje proteïne?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 25 - Quizvraag

Hoe noemt men dit stukje proteïne nog?
A
de primaire structuur van een eiwit
B
de secundaire structuur van een eiwit
C
de tertiaire structuur van een eiwit
D
de quaternaire structuur van een eiwit

Slide 26 - Quizvraag

Wat stelt deze figuur voor?
A
de primaire structuur van een eiwit
B
de secundaire structuur van een eiwit
C
de tertiaire structuur van een eiwit
D
de quaternaire structuur van een eiwit

Slide 27 - Quizvraag

Welke reactie wordt hier voorgesteld?
A
hydrogeneren
B
hydrolysereactie
C
denaturatie
D
skeletafbraak

Slide 28 - Quizvraag

De afbraak van lactose vindt plaats in de twaalfvingerige darm door het molecule lactase. Wat is lactase?
A
dat is een structuurelement
B
dat is een hormoon
C
dat is een enzym
D
dat is een transportmiddel

Slide 29 - Quizvraag

De soepelheid van je huid wordt onder andere bepaald door de hoeveelheid elastine. Wat is elastine?
A
dat is een structuurelement
B
dat is een hormoon
C
dat is een enzym
D
dat is een transportmiddel

Slide 30 - Quizvraag

Bij mensen met diabetes werkt insuline niet (goed). Wat is insuline?
A
dat is een structuurelement
B
dat is een hormoon
C
dat is een enzym
D
dat is een transportmiddel

Slide 31 - Quizvraag

Welke kleur verkrijg je als je een biureettest uitvoert op een voedingsmiddel met eiwitten in?
A
geel - bruin
B
rood
C
blauw
D
paars

Slide 32 - Quizvraag

Welk molecule staat onder andere in voor een deel van de regeling van onze lichaamstemperatuur?
A
water
B
natriumionen
C
calciumfosfaat
D
calciumionen

Slide 33 - Quizvraag

Wat is het zogenaamde "antistressmineraal"?
A
natriumionen
B
calciumionen
C
magnesiumionen
D
ijzerionen

Slide 34 - Quizvraag

Door een tekort van dit ion kan je osteoporose verkrijgen...
A
natriumionen
B
calciumionen
C
magnesiumionen
D
ijzerionen

Slide 35 - Quizvraag

Je hoeft helemaal geen zuivelproducten te eten om voldoende calciumionen binnen te krijgen. In wat zit er nog vrij veel calciumionen?
A
rood vlees
B
appelen
C
broccoli
D
sesamzaadjes

Slide 36 - Quizvraag