Voedsel

Voeding en vertering
Voedsel
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Voeding en vertering
Voedsel

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je:
  • Beschrijven welke rol schimmels en bacteriën hebben bij voedselproductie en voedselbederf
  • De werking van enzymen beschrijven
  • Manieren noemen waarop eten geconserveerd kan worden

Slide 2 - Tekstslide


Van welk type organisme is deze cel?
A
Plant
B
Dier
C
Schimmel
D
Bacterie

Slide 3 - Quizvraag


Welk cel onderdeel is aanwezig bij alle organismen behalve bacteriën?
A
Celmembraan
B
Celkern
C
Celwand
D
Plastiden

Slide 4 - Quizvraag

Welke rol hebben bacteriën en schimmels in de natuur?

Slide 5 - Open vraag

Op welke manier kunnen bacteriën en schimmels nuttig zijn voor de productie van voedsel?

Slide 6 - Open vraag


Bij de productie van dit voedingsmiddel is gebruik gemaakt van..
A
Bacterien
B
Schimmels

Slide 7 - Quizvraag


Bij de productie van dit voedingsmiddel is gebruik gemaakt van..
A
Bacterien
B
Schimmels

Slide 8 - Quizvraag


Bij de productie van dit voedingsmiddel is gebruik gemaakt van..
A
Bacterien
B
Schimmels

Slide 9 - Quizvraag

Bacteriën en schimmels
Nuttig voor de productie​ van voedselmiddelen:

  • Bacteriën: yoghurt en zuurkool​
  • Schimmels: bier, wijn, brood, Franse kaas​
​Stoffen worden omgezet in nuttige stoffen (assimilatie)

Voedselbederf:
  • Bacteriën en schimmels zijn reducenten en breken daarom voedsel ook langzaam af




Slide 10 - Tekstslide

Enzymen
Het omzetten van stoffen in andere stoffen worden reacties genoemd​

  • Stoffen kunnen worden afgebroken in kleinere stoffen (verbranding)​
  • Stoffen kunnen worden samengevoegd tot een andere stof (fotosynthese)

Onder invloed van enzymen verlopen dergelijke reacties in het lichaam sneller

Slide 11 - Tekstslide

Enzymen
Enzymen zijn speciale eiwitten die reacties versnellen​


  • Elk enzym kan slechts 1 soort reactie versnellen, ze zijn specifiek​
  • Enzymen worden zelf niet verbruikt

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Enzymactiviteit
Enzymactiviteit: de snelheid waarmee een enzym de reactie versnelt​​Factoren die enzymactiviteit beïnvloeden:​
  • Temperatuur​
  • Zuurgraad (pH)​



Slide 14 - Tekstslide

Enzymactiviteit

Slide 15 - Tekstslide

Conserveren
Langer houdbaar maken van voedsel

Ongunstig maken van de omstandigheden van micro-organism
                     > Temperatuur (vriezen/ koelen/ pasteuriseren/ steriliseren)             
                     > Zuurstof wegnemen
                     > Water wegnemen
                     > Conserveermiddelen (zuur, suiker, zout)

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Wat zijn enzymen?
A
Eiwitten die reacties vertragen
B
Eiwitten die voedsel afbreken
C
Eiwitten die voedsel conserveren
D
Eiwitten die reacties versnellen

Slide 18 - Quizvraag


Bij welke temperaturen is dit enzym tijdelijk onwerkzaam?
A
Alleen bij temperaturen onder 10 graden
B
Alleen bij temperaturen onder 35 graden
C
Alleen bij temperaturen boven 50 graden
D
zowel bij temp. onder 10 als boven 50 graden.

Slide 19 - Quizvraag


Welk enzym werkt het beste bij een pH van 6?
A
Enzym 1
B
Enzym 2
C
Enzym 3
D
Geen van de enzymen kan bij pH 6 werken

Slide 20 - Quizvraag


Welke bewering klopt?
A
P is de minimumtemperatuur voor dit enzym.
B
Q is de optimumtemperatuur voor dit enzym.
C
R is de maximumtemperatuur voor dit enzym.

Slide 21 - Quizvraag


Welk enzym zal voorkomen in het menselijk llichaam?
A
Enzym X en Y
B
Enzym X en Z
C
Enzym Y en Z
D
Alleen enzym Y

Slide 22 - Quizvraag


Welke manier van conserveren zie je hier?
A
Drogen
B
Steriliseren
C
Pasteuriseren
D
Luchtdicht verpakken

Slide 23 - Quizvraag


Welke manier van conserveren zie je hier?
A
Invriezen
B
Steriliseren
C
Pasteuriseren
D
Koelen

Slide 24 - Quizvraag


Hoe komt het dat jam niet snel bederft?
A
Doordat bij het vullen alle lucht uit de pot is weggezogen
B
Doordat micro-organismen niet kunnen leven in een milieu met veel suiker
C
Doordat de temperatuur ervoor zorgt dat de enzymen van de micro-organismen niet werken.
D
Doordat de micro-organismen niet kunnen leven in een mileu zonder water

Slide 25 - Quizvraag

Drie methoden om voedselbederf door micro-organismen tegen te gaan, zijn invriezen, pasteuriseren en steriliseren.

Bij welke van deze methoden worden alle micro-organismen in het voedsel gedood?
A
Pasteuriseren
B
Invriezen
C
Steriliseren
D
Pasteuriseren en Steriliseren

Slide 26 - Quizvraag

De kans op voedselbederf is in de zomer groter dan in de winter. Dat komt door:
A
Micro-organismen groeien in de zomer sneller dan in de winter
B
Micro-organismen groeien in de winter sneller dan in de zomer

Slide 27 - Quizvraag

 Lang verhitten op 120-130 graden C
Kort verhitten op 72 graden Celcius
Gebruik maken van zout,  azijn of suiker.
Lucht dicht, zonder zuurtof, verpakken
Bewaren onder -12 graden C
Zo veel mogelijk water er uit halen
Steriliseren 
Invriezen
Drogen
Vacuüm verpakken
Conserveermiddelen
Pasteuriseren

Slide 28 - Sleepvraag

Leerdoelen
Je kunt nu:
  • Beschrijven welke rol schimmels en bacteriën hebben bij voedselproductie en voedselbederf
  • De werking van enzymen beschrijven
  • Manieren noemen waarop eten geconserveerd kan worden

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag
Lezen thema 4 basisstof 1
  • Maken opdracht 1 t/m 9

Slide 30 - Tekstslide