Havo 4 Nectar 2.5

Paragraaf 2.5
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 2.5

Slide 1 - Tekstslide

Wat gebeurt er bij recombinant-DNA-techniek?
A
2 verschillende organismen wisselen DNA uit
B
Een deel van het DNA van een organisme wordt in een ander soort organisme gebracht
C
Er ontstaat een mutatie in het DNA van een organisme
D
Een plasmide van een bacterie wordt overgebracht in een andere cel

Slide 2 - Quizvraag

Door welke eigenschap van DNA kan een gen voor insuline worden ingebouwd in een bacterie plasmide?
A
Beide soorten DNA hebben dezelfde genetische informatie.
B
Beide soorten DNA hebben dezelfde structuur bestaande uit nucleotiden.
C
Beide soorten DNA hebben evenveel complementaire basenparen A-T als C-G.
D
Beide soorten DNA liggen los in het cytoplasma van de cel.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de beste beschrijving van een stamcel?
A
Een cel met een bepaalde functie
B
Cel waaruit na deling een gespecialiseerde cel kan ontstaan
C
Cel die zich deelt en twee dochtercellen vormt.
D
De cel van een boom.

Slide 4 - Quizvraag

Welk organisatieniveau??
    Orgaan
    Weefsel
    Cel
    Organisme
    Molecuul
    Insuline
    Alvleesklier transplantatie
    Stamcel transplantatie
    Patiënt met diabetes

    Slide 5 - Sleepvraag

    Leerdoelen 2.4

    Slide 6 - Tekstslide

    Slide 7 - Tekstslide

    Leerdoelen 2.5

    Slide 8 - Tekstslide

    Prokaryoot of eukaryoot
    Prokaryote organismen
    • eenvoudige ééncelligen 
    • bacteriën en archaea
    • wel ribosomen en celmembraan
    • geen celkern of andere organellen 
    • DNA los in cytoplasma!

    Eukaryote organismen
    • complexere cellen 
    • ééncellig of meercellig
    • schimmels, planten en dieren
    • met celkern en andere organellen als mitochondriën 

    Slide 9 - Tekstslide

    Autotroof / heterotroof
    Autotrofe organismen
    • geen andere organismen nodig voor voeding
    • uit anorganische stoffen en energie maken ze organische stoffen (koolhydraten, eiwitten, vetten, …)
    • nemen alleen anorganische stoffen op uit hun omgeving

    • veel autotrofe organismen hebben chloroplasten (met chlorofyl) -> fotosynthese

    voorbeelden: 
    • planten
    • bepaald soort bacteriën (cyanobacteriën)

      Slide 10 - Tekstslide

      Autotroof / Heterotroof
      Heterotrofe organismen
      • hebben andere organismen nodig voor voedsel
      • nemen alleen organische en anorganische stoffen op uit hun omgeving
      • organische stoffen nemen ze op uit andere organismen en maken daaruit eigen organische stoffen

      voorbeelden: 
      • schimmels
      • dieren
      • meeste bacteriën en archaea

        Slide 11 - Tekstslide

        Vermeerderen:
        • door deling (tot wel 3 keer per uur)
        • ongeslachtelijke voortplanting
        • klonen: identiek aan elkaar
        3.1: Bacteriën

        Slide 12 - Tekstslide

        Bacterie
        BiNaS 79A
        • prokaryoten
        • heterotroof (sommige autoroof)

        Slide 13 - Tekstslide

        3.1: Schimmels
        Vermeerderen:
        • zowel geslachtelijke als ongeslachtelijke voortplanting
        • klonen: identiek aan elkaar
        • vormt lange draden: mycelium

        Slide 14 - Tekstslide

        Schimmels
        • eukaryoten
        • heterotroof 

        Slide 15 - Tekstslide

        Plantencel
        BiNaS 79B

        Slide 16 - Tekstslide

        Celkenmerken
        BiNaS 78

        Slide 17 - Tekstslide

        Welke organellen komen voor bij elke cel (dierlijk, plantaardig, schimmels en bacteriën)
        A
        Celmembraan en cytoplasma
        B
        Celmembraan, celkern en cytoplasma
        C
        Celmembraan, celkern , ribosomen en cytoplasma
        D
        Celmembraan, celkern , mitochondrien en cytoplasma

        Slide 18 - Quizvraag

        Welk organel komt niet voor bij een bacterie en wel bij een schimmel cel?
        A
        celwand
        B
        celkern
        C
        celmembraan
        D
        cytoplasma

        Slide 19 - Quizvraag

        Bacterie
        Schimmel
        Eukaryoot
        Prokaryoot

        Slide 20 - Sleepvraag

        In welke afbeelding wordt een bacteriecel weergegeven?
        A
        B
        C
        D

        Slide 21 - Quizvraag

        Autotroof
        Heterotroof
        Kan zelf voedsel maken
        Afhankelijk van andere organismen voor voedsel
        Fotosynthese
        Bladgroenkorrels
        Consument
        Producent

        Slide 22 - Sleepvraag

        ééncellig
        meercellig
        kan beide
        Schimmel
        Prokaryoot
        Eukaryoot
        Bacterie
        Dierlijke cel
        Plantaardige cel
        Autotroof
        Heterotroof

        Slide 23 - Sleepvraag

        Leerdoelen 2.5

        Slide 24 - Tekstslide


        • Herhalen: leerdoelen 2.1 t/m 2.5
        • Maken 2.5: opdracht 89-91, 97-99, 104, 105
        Aan het werk

        Slide 25 - Tekstslide