2.2 Cellen
- Je benoemt celorganellen en je wijst deze aan in afbeeldingen of in modellen.
- Je benoemt de functies van de celorganellen én je legt a.d.h.v. verschillen in het aantal celorganellen uit wat verschillen in functies van cellen zijn (en andersom).
- Je beschrijft kenmerken van dierlijke en plantaardige cellen en van schimmels en bacteriën en kunt zo cellen herkennen.
- Je licht toe wat het verschil is tussen heterotrofe en autotrofe organismen, wat daarbij de rol van fotosynthese is en hoe je dat aan hun cel(organellen) kunt zien.