4.7 talent grammatica bijvoeglijk nw mavo/havo 1 2023

Afspraken:
  • Op je tafel ligt je laptop en een pen.
  • Je telefoon is uit en zit in je tas. Je tas staat op het rek.
  • Je laptop is dicht en gaat pas open als de docent het vraagt.
Regels tijdens de les:
  • Tijdens de instructie ben je stil.
  • Tijdens het werken overleg je zachtjes.
  • Je steekt je hand op voor vragen.

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Afspraken:
  • Op je tafel ligt je laptop en een pen.
  • Je telefoon is uit en zit in je tas. Je tas staat op het rek.
  • Je laptop is dicht en gaat pas open als de docent het vraagt.
Regels tijdens de les:
  • Tijdens de instructie ben je stil.
  • Tijdens het werken overleg je zachtjes.
  • Je steekt je hand op voor vragen.

Slide 1 - Tekstslide

Woordsoorten

Slide 2 - Tekstslide

Programma
1. Wat gaan we doen? grammatica Talent 4.7 

2. Opdracht: maak de langste zin
3. Aan de slag met Talent
4. Kort nabespreken en quiz
5. Afsluiting van de les


Woordsoorten

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Dit is een:
  • Auto...


Slide 5 - Tekstslide

Dit is een:
  • snelle auto
  • gele auto
  • dure auto
  • de auto rijdt hard en snel.
  • luxe, snelle, dure, gele auto. 
 'woordsoorten'

Slide 6 - Tekstslide

Woordsoort: zelfstandige naamwoord (zn)
Zelfstandige naamwoorden zijn:
  • mensen, dieren, planten, dingen (bijv. auto), namen (van mensen, bedrijven, steden, landen)
  • je kunt er een lidwoord voor zetten: de/het/een
  • Tussen het lidwoord en een zelfstandig naamwoord kan nog een ander woord staan, bijvoorbeeld: het blauwe tasje

Slide 7 - Tekstslide

Woordsoort: bijvoeglijke naamwoord (bn)
  • Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over een mens, dier, plant, ding of naam. Het geeft extra informatie. 

  • De blauwe trui
  • De aardige vrouw
  • De snelle auto

Slide 8 - Tekstslide

Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden 
  • Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak voor een zelfstandig naamwoord:
  • De gelukkige jongen, een grappig kind 


  • Maar kan ook op een andere plek staan:
  • De bal is rond. De leerlingen van deze school zijn sportief 

  • Er zijn ook stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden; deze eindigen meestal op -en : gouden oorbellen, rieten manden, maar: een plastic armband 

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht in duo's
1. Maak in duo's de langst mogelijke zin (maar wel 1 zin) dit kan op je laptop of op papier.
2. In de zin gebruik je een zelfstandig naamwoord en daar voeg je zoveel mogelijk bijvoeglijke naamwoorden aan toe. Bedenk deze zelf. Vind je dit lastig, dan kun je de woorden hiernaast gebruiken. 
3. Het moet een goedlopende, kloppende zin worden!
4. Tel het aantal bijvoeglijke naamwoorden.
 Wie heeft de meest lange kloppende zin?


timer
4:00

Slide 10 - Tekstslide

Talent 4.7 grammatica
Wat gaan we doen?

Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig aan de slag 4.7 grammatica
  1. Wat: maak oef 1, 4 (4d en 4e hoeft niet), 5, 6, 7
  2. Hoe:  alleen, zachtjes overleggen mag. 
  3. Tijd: ongeveer 10 minuten.
  4. Klaar?: kijk je gemaakte werk na: wat had je goed, wat misschien nog niet? 
  5. Klaar?: lees de lesstof over voorzetsels (4.7) en maak oef 8/9
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Nabespreken gemaakte oefeningen Talent

Slide 13 - Tekstslide

Het lesdoel:
Je kent de woordsoorten:

  • lidwoord
  • zelfstandig naamwoord
  • bijvoeglijk naamwoord

Even checken

Slide 14 - Tekstslide

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 15 - Quizvraag

Jan heeft een nieuwe auto gekocht.
A
auto is bijvoeglijk naamwoord
B
Jan is bijvoeglijk naamwoord
C
nieuwe is bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Quizvraag

Welk woord is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord in de zin?

Je kunt in de koude winter je mooie handen het best beschermen met leren handschoenen.
A
koude
B
mooie
C
beschermen
D
leren

Slide 17 - Quizvraag

Wat is juist?
Toevoeging van de -e
A
Een opvallend programma
B
Een opvallende programma

Slide 18 - Quizvraag

Wat is juist?
Stofaanduidingen
A
Een gouden ring
B
Een goude ring

Slide 19 - Quizvraag

Gedachte
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Quizvraag

Afsluiting

Huiswerk voor de volgende keer: 

1, 4, 5, 6, 7 (paragraaf 4.7) afhebben








Slide 21 - Tekstslide

Eigenschappen zelfstandige naamwoorden 1 (zn)
  • De meeste zelfstandige naamwoorden kun je aanraken, ze zijn 'tastbaar', zoals een tafel, een stoel, een telefoon, een fietsje en een schommel.

  • Er zijn ook niet-tastbare zelfstandig naamwoorden, zoals boosheid, vrolijkheid, angst, honger en liefde. 




Slide 22 - Tekstslide

Eigenschappen zelfstandige naamwoorden 2 (zn)
  • De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een enkelvoud en een meervoud, zoals boom en bomen.


  • Sommige zelfstandige naamwoorden hebben geen enkelvoud, zoals hersens. Andere zelfstandige naamwoorden hebben geen meervoud, zoals sneeuw en rijst.


  • Zelfstandige naamwoorden kun je vaak verkleinen; boom en boompje.

Slide 23 - Tekstslide

Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden 2
  • Je kunt een bijvoeglijk naamwoord maken van een werkwoord. Praat mee over de afgevallen deelnemers, verdachte acties en lachende mensen.

  • Een bijvoeglijk naamwoord kent trappen van vergelijking: duur-duurder-duurst

  • Een bijvoeglijk naamwoord kan stoffelijk zijn. Het zegt dan waar het van is gemaakt. In het plastic tasje zit een gouden ring.

Slide 24 - Tekstslide

Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden 2
  • Je kunt een bijvoeglijk naamwoord maken van een werkwoord. Praat mee over de afgevallen deelnemers, verdachte acties en lachende mensen.

  • Soms is een woord in de ene zin een bijvoeglijk naamwoord en in een andere zin bijvoorbeeld een zelfstandig naamwoord. Woorden kunnen dus voor meerdere woordsoorten gebruikt worden. 

Slide 25 - Tekstslide