Thema 2 - les 1 - woorden over sport

sport
1 / 28
volgende
Slide 1: Woordweb
TaalBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

sport

Slide 1 - Woordweb

Lesdoel
Ik leer woorden bij het thema sport en
ik leer een woord omschrijven met een synoniem.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

de activiteit
iets waarmee je bezig bent


Welke activiteit vind jij leuk om te doen?

Slide 5 - Tekstslide

bungelen
  ergens aan hangen terwijl je een beetje heen en weer zwaait.

Deze aap bungelt aan een draad.

Slide 6 - Tekstslide

de doelman
iemand die de bal uit het doel houdt.

De doelman wordt ook wel een keeper genoemd.

Slide 7 - Tekstslide

de eindstreep
een streep die het einde aangeeft van een afstand bij een wedstrijd.

De persoon met de blauwe schoen kwam als eerste over de eindstreep.

Slide 8 - Tekstslide

de energie
kracht en zin om iets te doen


Deze man heeft geen energie meer om de eindstreep te halen.

Slide 9 - Tekstslide

het evenwicht
iets is in evenwicht als het niet omvalt

Zij kan goed haar evenwicht bewaren als zij om een paal staat.


Slide 10 - Tekstslide

het interview
een vraaggesprek


In het interview bij het Jeugdjournaal beantwoordde de voetballer alle vragen van de interviewer.


Slide 11 - Tekstslide

het record
de beste prestatie ooit

Nederland heeft een nieuw record gehaald bij de Olympische spelen. Zij hebben nog nooit zoveel medailles gewonnen.

Slide 12 - Tekstslide

het startsein
het teken waarom je begint

Als de scheidsrechter het startsein geeft, dan begint de wedstrijd.


Slide 13 - Tekstslide

het synoniem
een woord dat hetzelfde betekent als een ander woord.

Blij is een synoniem voor vrolijk en mooi is een synoniem voor leuk.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

toejuichen
iemand met geschreeuw begroeten

Toen de koninklijke familie in de koets langs reed werden ze toegejuicht door heel veel mensen.

Slide 16 - Tekstslide

de worp
de keer dat je iets gooit of hoe je iets gooit.

Wat een mooie worp, de basketbal landde precies in het net.

Slide 17 - Tekstslide

Welke betekenis hoort bij een synoniem?
een synoniem

Slide 18 - Sleepvraag

Welke synoniemen horen bij elkaar?
snel
het schoolplein
rennen
langzaam
het publiek
traag
de speelplaats
de toeschouwers
vlug
hardlopen

Slide 19 - Sleepvraag

Sleep het juiste woord naar het plaatje!

Slide 20 - Sleepvraag


Welk woord hoort op de stippeltjes?
Een interviewer stelt een keeper vragen.  De keeper geeft een .......
A
doelman
B
interview
C
record
D
toejuichen

Slide 21 - Quizvraag


Welk woord hoort op de stippeltjes?
I: "Hoor je het publiek je toeroepen?"
K: "Ja. Het is heerlijk dat ze me ...........
A
doelman
B
interview
C
record
D
toejuichen

Slide 22 - Quizvraag


Welk woord hoort op de stippeltjes?
"Hoor je het publiek je toeroepen?"
"Ja. Het is heerlijk dat ze me ...........
I: "Heb je nog kracht over?"
K: "Nee, mijn .......... is helemaal op."
A
energie
B
activiteit
C
record
D
toejuichen

Slide 23 - Quizvraag


Welk woord hoort op de stippeltjes?
"Hoor je het publiek je toeroepen?"
"Ja. Het is heerlijk dat ze me ...........
I: "Wat is jouw favoriete bezigheid?"
K: "De leukste .... is het doel verdedigen"
A
energie
B
activiteit
C
record
D
toejuichen

Slide 24 - Quizvraag


Welk woord hoort op de stippeltjes?
"Hoor je het publiek je toeroepen?"
"Ja. Het is heerlijk dat ze me ...........
I: "Ben jij daarom keeper geworden?"
K: "Ja, want dat is je taak als ........."
A
doelman
B
activiteit
C
record
D
toejuichen

Slide 25 - Quizvraag


Welk woord hoort op de stippeltjes?
"Hoor je het publiek je toeroepen?"
"Ja. Het is heerlijk dat ze me ...........
I: "Hoeveel ballen heb jij al gestopt?"
K: "De meeste van iedereen. Ik heb het ...."
A
doelman
B
activiteit
C
record
D
toejuichen

Slide 26 - Quizvraag

Welke woorden zijn elkaars synoniem?
de gooi
de finish
de keeper
hangen
het beginteken
het vraaggesprek
de eindstreep
bungelen
het interview
het startsein
de worp
de doelman

Slide 27 - Sleepvraag

aan het werk
Schrijf de 12 woorden over in je taalschrift. Werk met 2 kleuren.
Daarna mag je bij de woorden een plaatje tekenen.
Voorbeeld:
1. het interview
een vraaggesprek

2. de energie
kracht en zin om iets te doen

Slide 28 - Tekstslide