Het doel van tekst 3 is instructie geven (iets uitleggen).
Vraag 2:
In tekst 1 wil de schrijver dat de lezer iets te weten komt over het ontstaan van de blindenstok.
In tekst 2 wil de schrijver dat in de verkeerslessen aandacht besteed wordt aan de voorrangsregel voor blinden.
In tekst 3 wil de schrijver aan de lezer uitleggen hoe je moet lopen met een blindenstok.
Slide 4 - Tekstslide
Nakijken opdracht 1 (blz. 117)
Vraag 3:
C Ze wilde zo veel mogelijk mensen ervan overtuigen dat haar voorstel om de veiligheid voor blinden te vergroten een goed idee was.
Vraag 4:
De regering deelde stokken aan blinden uit.
Vraag 5:
De schrijver zegt dat erbij om te laten weten dat hij geen beginneling is die de verkeersregels nog niet goed kent.
Slide 5 - Tekstslide
Nakijken opdracht 1 (blz. 117)
Vraag 6:
Nee, de blinde moet herkenbaar zijn aan zijn stok en met de uitgestoken stok langs de stoep staan. Als hij geen witte stok heeft, of niet aangeeft te willen oversteken, geldt de voorrangsregel niet.
Vraag 7:
De mening van de schrijver staat in de tweede zin.