week 13 - les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Lesstof voor de toets op 6 april

leerdoelen

• Je weet de kenmerken en de functie van ww in een zin.
• Je kunt bepalen welke werkwoordsvorm het is.
• Je weet de juiste spellingregels toe te passen.

Waarom moet ik werkwoordsvormen kunnen herkennen?

• Je weet dan welke spellingregels je moet toepassen
• Iedere werkwoordsvorm heeft zijn eigen 'rol' in de zin.

Je kent nu 4 werkwoordsvormen

• Persoonsvorm (tt of vt)    PV
• Infinitief (hele werkwoord)  INF.
• Voltooid deelwoord   VD
• onvoltooid deelwoord  OD

Alle werkwoordsvormen 

Persoonsvorm

Voltooid deelwoord 

Onvoltooid deelwoord 

Infinitief (hele werkwoord) 

Gebiedende wijs 

Bijvoeglijk naamwoord 

PV

VD

OD

INF

GW

BN

 PV

Functie

• past zich aan aan het onderwerp 
• geeft aan in welke tijd de zin staat

Spelling

• regels tt
• regels vt

Er (kleven, vt) nogal wat nadelen aan Huibs plan.
Welke werkwoordsvorm?

1. persoonsvorm
2. voltooid deelwoord
3. infinitief
4. onvoltooid deelwoord

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt

Als je verstandig bent, BRAND je daar je vingers niet aan.

1. pv-tt
2. vd
3. pv-vt
4. bn

Infinitief

Functie

• staat los van getal, tijd, persoon 
• trefwoord in woordenboek (woordenboekvorm)

Spelling

• Hele werkwoord
• -en, -n

De leerlingen mochten aan het einde van de les hun spullen (inpakken).
Welke werkwoordsvorm?

1. persoonsvorm
2. voltooid deelwoord
3. infinitief
4. onvoltooid deelwoord

We kunnen het vanaf hier goed (zien).

1. persoonsvorm
2. voltooid deelwoord
3. infinitief
4. onvoltooid deelwoord

 Voltooid deelwoord

Functie

• geeft aan dat de handeling/toestand voltooid  is. 
• Voltooid betekent dat iets af is. Er gebeurt daarna niets meer.

Spelling

• -d  of -t              (zw. ww)
• -en                (sterke ww)
• bij twijfel: verleng het woord

Is je broer al naar zijn studentenkamer in Amsterdam (vertrekken)?
Welke werkwoordsvorm?

1. persoonsvorm
2. voltooid deelwoord
3. infinitief
4. onvoltooid deelwoord

De pizza was helemaal (verbranden).
Welke werkwoordsvorm?

1. persoonsvorm
2. voltooid deelwoord
3. infinitief
4. onvoltooid deelwoord

Onvoltooid deelwoord

                            Functie

• Geeft aan dat je iets doet, terwijl je ook iets anders doet.
• De handeling is aan de gang.

                          Spelling

• Hele werkwoord + een d

Kwijlend nam ik een hap van mijn Big Mac. 

Pratend met volle mond zag ik hem vies naar me kijken.