13.3 In evenwicht

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
13.3 In evenwicht
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
13.3 In evenwicht

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
- Oefentoets Longen
- 13.3 In evenwicht dl1: leerdoelen 9 en 10
- Opdrachten
- 13.3 dl2: leerdoelen 11 en 12

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen 13.3
9. Je beschrijft de invloed van het zenuwstelsel en het hormoonstelsel op de homeostase van het inwendige milieu. 
10. Je beschrijft de temperatuurregulatie van het lichaam. 
11. Je beschrijft hoe het lichaam de samenstelling van de weefselvloeistof constant houdt. 
12. Je benoemt de uitscheidingsorganen in het lichaam en beschrijft hun functie. 

Slide 5 - Tekstslide

Inwendig milieu - Homeostase
Je lichaam probeert je inwendige milieu zo constant mogelijk te houden zodat de omgeving van cellen zo optimaal mogelijk is (osmotische waarde, zuurgraad, aanwezigheid mineralen en brandstoffen, temperatuur).

Het vermogen van het lichaam om je inwendige milieu constant te houden heet homeostase.

Slide 6 - Tekstslide

Inwendig milieu - Homeostase
Hoe?
Lichaam meet continu de waardes (Ca2+, Na+, K+, CO2, O2, glucose, pH en temperatuur) met behulp van gespecialiseerde zintuigcellen (receptoren).

Ook heeft het lichaam een bepaalde normwaarden waar het naar streeft.

Slide 7 - Tekstslide

Regelkring
= effector

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Terugkoppeling
Negatieve terugkoppeling = product remt eigen aanmaak (schommeling rond een norm) (meestal het geval!)
Positieve terugkoppeling = product stimuleert eigen aanmaak (er komt meer en meer en meer...) (bijv. bevalling)

Slide 12 - Tekstslide

Dynamisch evenwicht
Door een regelkring met negatieve terugkoppeling gaan de waarden schommelen rondom de norm = dynamisch evenwicht.

Waarde boven de norm? effectoren zorgen dat de waarde verlaagt (en visa versa). 

Slide 13 - Tekstslide

Temperatuurregeling
Temperatuurregulatie

Slide 14 - Tekstslide

Doorbloeding huid, Rillen, Zweten, enz.
Interne zintuigen
Hypo-thalamus
37 oC

Slide 15 - Sleepvraag

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag!
- Maken 13.3 opdrachten bij leerdoelen 9 en 10
- Lezen 13.3 dl2 (blz. 173 + 174)


timer
15:00

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen 13.3
9. Je beschrijft de invloed van het zenuwstelsel en het hormoonstelsel op de homeostase van het inwendige milieu. 
10. Je beschrijft de temperatuurregulatie van het lichaam. 
11. Je beschrijft hoe het lichaam de samenstelling van de weefselvloeistof constant houdt. 
12. Je benoemt de uitscheidingsorganen in het lichaam en beschrijft hun functie. 

Slide 18 - Tekstslide

Osmose
Dierlijke cellen streven naar isotone omstandigheden.

Slide 19 - Tekstslide

Weefselvloeistof-osmose-osmoreceptoren-dorstcentrum
1. Veel zweten: Vochtverlies, weefselvloeistof krijgt hoge osmotische waarde (hypertoon): cellen raken water kwijt

2. Osmoreceptoren: 'meten' de osmotische waarde van het bloed. Bij hoge waarde: aansturen dorstcentrum

3. Dorst: drinken zorgt voor een toename van de hoeveelheid water in het bloed en de weefselvloeistof: lagere osmotische waarde:
beter voor de cellen

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoel 12
Je benoemt de uitscheidingsorganen in het lichaam en beschrijft hun functie.
Gal/bilirubine
CO2/water
zouten/water
zouten/water/afvalstoffen (ureum)
Uitscheidingsorganen:
nieren, huid, longen en lever

Slide 21 - Tekstslide