PW2. Verwijzen, (in)congruentie, symmetrie

PW2. Verwijzen, (in)congruentie, symmetrie
Grammatica 
§5: Verwijzen (1, 2, 3, 4, 5)
§9: Congruentie (1, 2, 3, 4, 6)
Formuleren
§3: Fouten met verwijswoorden (1, 2)
§5: Incongruentie (1, 2, 3)
§7: Symmetrie en correct begrenzen (1, 2, 3)
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

PW2. Verwijzen, (in)congruentie, symmetrie
Grammatica 
§5: Verwijzen (1, 2, 3, 4, 5)
§9: Congruentie (1, 2, 3, 4, 6)
Formuleren
§3: Fouten met verwijswoorden (1, 2)
§5: Incongruentie (1, 2, 3)
§7: Symmetrie en correct begrenzen (1, 2, 3)

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica §5/Formuleren §3
Verwijzen en verwijswoorden
Antecedent = het woord of de woorden waar je heen verwijst.

Categorieën verwijswoorden:
- mannelijk: hij/hem/zijn/deze/die
- vrouwelijk: zij/ze/haar/deze/die
- onzijdig: het/zijn/dit/dat
- zij/ze (meervoud)
- hen/hun (meervoud)
- dat/wat
- waar + voorzetsel / voorzetsel + wie

Slide 2 - Tekstslide

mannelijk/vrouwelijk/onzijdig
Het-woorden zijn onzijdig. Namen van landen, provincies, steden en clubs en ook verkleinwoorden zijn het-woorden.

De-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk. Soms kan je vaststellen of een woord mannelijk of vrouwelijk is: acteur/actrice.  
  • Veel moderne woorden zijn mannelijk: laptop, auto, telefoon.
  • Veel woorden op deze uitgangen zijn vrouwelijk
-de (liefde)                  -ing (woning)                        
-heid (oudheid)        -nis (gevangenis)            
-ie (receptie)              -schap (weddenschap) 
-iek (muziek)              -st (opkomst)
-ij (boerderij)              -te (belofte)
-teit (activiteit)          -theek (mediatheek)
-uur ( natuur)

Online woordenboek: woordenlijst.org of Vandale.nl
Kan je het geslacht niet vaststellen? Zoek het op in het woordenboek! Er staat dan achter het woord: m of v of o of soms m/v.
Als je weet of het woord mannelijk of vrouwelijk is, kan je het passende verwijswoord bepalen:

Slide 3 - Tekstslide

zij/ze of hen/hun (meervouden)
Als je verwijst naar meerdere mensen, dingen of dieren (meervouden), gebruik je zij, ze, hen of hun.

zij/ze
  • Als je verwijst naar het onderwerp van de zin in meervoud, gebruik je zij of ze:
- Bij personen: zij of ze
- Bij dingen en dieren: ze

hen
  • Als je verwijst naar het lijdend voorwerp van de zin in meervoud, gebruik je hen (iedereen feliciteerde hen).
  • Als het verwijswoord na een voorzetsel komt, gebruik je hen (ik gaf het cadeau aan hen; ik deed het voor hen; ik ben bij hen).

hun
  • Als je verwijst naar het meewerkend voorwerp van de zin in meervoud, gebruik je hun (ik gaf hun het cadeau).
  • Je gebruikt hun ook als bezittelijk voornaamwoord (hun cadeau).

Slide 4 - Tekstslide

dat/wat
dat
  • Je verwijst met dat naar onzijdige woorden (het-woorden): het boek dat ik heb gelezen.

wat
  • Je verwijst met wat naar een overtreffende trap: het leukste wat ik heb gedaan; het lelijkste wat ik heb gezien.
  • Je verwijst met wat naar onbepaald voornaamwoord: alles wat ik wil; er is niets wat jij niet lust.
  • Je verwijst met wat naar (een deel van) een zin: ik heb een boek gelezen, wat ik heel rustgevend vond.
  • Je verwijst met wat na 'dat' of 'datgene': datgene wat goed gaat; dat wat je goed hebt gedaan.

Slide 5 - Tekstslide

waar/wie (met voorzetsel)
waar + voorzetsel
  • Gebruik waar + voorzetsel als je naar dieren en dingen verwijst
De hond waarvoor ik alles over heb.
Het resultaat waarop ik trots ben.

voorzetsel + wie
  • Gebruik voorzetsel + wie als je naar personen verwijst.
De vriendin op wie ik trots was dat ze haar examen heeft gehaald.
De muzikant van wie ik de gitaar heb geleend.

Slide 6 - Tekstslide

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.
Vanwege de vorst verbood de vereniging zijn leden op de banen te tennissen.

Slide 7 - Open vraag

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.
Waar heeft Boaz de man waarvan hij de basgitaar heeft gekregen, eigenlijk ontmoet?

Slide 8 - Open vraag

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.
De ezelin keek liefdevol naar haar veulens.

Slide 9 - Open vraag

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.
De schadevergoeding bestaat uit een bedrag die boven de 50.000 euro ligt.

Slide 10 - Open vraag

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.
Het gaafste dat ik ooit heb gedaan in mijn leven, is parachutespringen.

Slide 11 - Open vraag

Noteer van het verwijswoord in de zin of die juist of onjuist is. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.
Dit jaar draagt de boom veel olijven aan haar takken.

Slide 12 - Open vraag

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.
De liefde kent zo haar problemen.

Slide 13 - Open vraag

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.
Waarom heb jij hen geen afscheidscadeau gegeven?

Slide 14 - Open vraag

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.
Zeeland is altijd trots geweest op zijn Deltawerken.

Slide 15 - Open vraag

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.
Zijn er veel mensen waaraan je je geheimen zou toevertrouwen?

Slide 16 - Open vraag

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.
We hebben de dag afgesloten met een dinertje, dat ik heel gezellig vond.

Slide 17 - Open vraag

Grammatica §9
Congruentie
In een correcte zin komt de persoonsvorm in persoon en getal overeen met het onderwerp. Dat heet congruentie.
- Bij een enkelvoudig onderwerp hoort een enkelvoudige persoonsvorm: de klas heeft al het huiswerk af.
- Bij een meervoudig onderwerp hoort een meervoudige persoonsvorm: de klassen hebben het huiswerk nog niet af.

Slide 18 - Tekstslide

Grammatica §9
Congruentie
Meestal gaat dit vanzelf goed, maar er zijn een paar lastige gevallen:
  • Bij woordgroepen met een enkelvoudige kern en een meervoudige nabepaling richt de persoonsvorm zich naar de kern:
Het merendeel (kern: enkelvoud) van de docenten (nabepaling: meervoud) controleert regelmatig het taakwerk.
Het gaat om meerdere docenten, maar ze zijn samen één groep: het merendeel. Omdat het één groep is, is de kern enkelvoud.
  • Als het onderwerp een verzamelnaam is voor personen, dieren en dingen, is de persoonsvorm enkelvoudig:
De overheid waarschuwt je tijdens noodsituaties via NL-Alert.
In de overheid zitten meerdere mensen, maar de overheid zelf is enkelvoud: dat is er één.
  • In de constructie een van de + meervoudig woord + die, wordt de persoonsvorm in de bijzin ook meervoudig.
Een van de docenten, die snel de toetsen nakijken, is mevrouw Van Uhm.
De persoonsvorm in de hoofdzin is enkelvoud, want daar gaat het om 'die ene' (een van de docenten), maar in de bijzin gaat het om de groep docenten, dus daar is de persoonsvorm in meervoud.
  • De titel van een film, boek, etc. is enkelvoud; ook als hier een meervoudsvorm in staat: 
De sprookjes van Grimm was vroeger mijn favoriete boek.
  • Na een rekeneenheid, zoals meter, liter, dozijn, procent, kilo, euro, volgt een enkelvoudige persoonsvorm.
Tien euro per maand is niet veel.

Slide 19 - Tekstslide

Formuleren §5
Incongruentie
Veelgemaakte fouten bij congruentie (incongruentie):

1. Het onderwerp is meervoud, maar wordt voor enkelvoud aangezien.
Het woord 'media' is bijvoorbeeld meervoud, net als aquaria, musea, centra.
Bij twijfel: zoek het op in het woordenboek. Je krijgt dan de enkelvoudige vorm te zien en daarachter staat de meervoudsvorm.

2. Het onderwerp lijkt meervoud, maar is enkelvoud omdat de kern enkelvoudig is.
'Een grote groep fans' bevat bijvoorbeeld meerdere personen (fans), maar het is één groep. De kern is dus enkelvoudig.

3. De persoonsvorm en het onderwerp staan ver uit elkaar, waardoor het onoverzichtelijk wordt. Daartussen staan vaak zinsdelen met een ander getal, waardoor ten onrechte wordt gedacht dat de persoonsvorm van de zin ook dat getal krijgt.
Het verenigingsbestuur heeft al tijden plannen om allerlei festiviteiten te organiseren en gaat een commissie oprichten.

4. op de volgende slide!!

Slide 20 - Tekstslide

Formuleren §5
Incongruentie
Veelgemaakte fouten bij congruentie (incongruentie):

4. Het meewerkend voorwerp wordt ten onrechte voor het onderwerp aangezien.
Deelnemers ...wordt/worden... een sportdrankje aangeboden.
pv: wordt/worden?
ow: wie/wat wordt/worden aangeboden? -> een sportdrankje (enkelvoudig)
mv: aan/voor wie wordt/worden een sportdrankje aangeboden? -> Deelnemers (meervoudig)
'Deelnemers' lijkt dus het onderwerp, maar is het meewerkend voorwerp.

Het onderwerp is enkelvoudig (een sportdrankje), dus de persoonsvorm moet ook enkelvoudig zijn (wordt).
pv: wordt

Deelnemers wordt een sportdrankje aangeboden.

Slide 21 - Tekstslide

Verbeter de persoonsvorm indien deze incongruent is. Als de zin congruent is, noteer je: 'goed'.

Dit soort incidenten vinden vaak plaats op 1 december.

Slide 22 - Open vraag

Verbeter de persoonsvorm indien deze incongruent is. Als de zin congruent is, noteer je: 'goed'.

De directie van de voetbalclubs besloten alle wedstrijden te verplaatsen vanwege de sneeuw.

Slide 23 - Open vraag

Verbeter de persoonsvorm indien deze incongruent is. Als de zin congruent is, noteer je: 'goed'.

Het clubje heren was nog lang niet uitgepraat.

Slide 24 - Open vraag

Verbeter de persoonsvorm indien deze incongruent is. Als de zin congruent is, noteer je: 'goed'.

De media besteedt de laatste tijd veel aandacht aan Donald Trump.

Slide 25 - Open vraag

Verbeter de persoonsvorm indien deze incongruent is. Als de zin congruent is, noteer je: 'goed'.

Winnaars van de actie worden een cadeau toegestuurd.

Slide 26 - Open vraag

Verbeter de persoonsvorm indien deze incongruent is. Als de zin congruent is, noteer je: 'goed'.

Een van de leerlingen, die vaak te laat komt, moet wéér nablijven.

Slide 27 - Open vraag

Formuleren §7
Symmetrie en correct begrenzen
Symmetrie: als twee woorden, woordgroepen of zinnen die bij elkaar horen, allebei in een zin staan, dezelfde vorm hebben.

De volgende zin is symmetrisch:
Esmee kijkt uit naar het weekend, vanwege een feestje en een belangrijke sportwedstrijd.
Ze kijkt dus vanwege twee dingen uit naar het weekend: een feestje en een belangrijke sportwedstrijd. Die dingen horen in deze zin dus bij elkaar. Deze zin is correct, omdat die dingen in dezelfde vorm genoteerd staan.

De volgende zinnen zijn niet symmetrisch, dus grammaticaal fout:
Niet alleen in het zuiden vieren ze carnaval, ook in het noorden viert men dit feest. 
Om de zinnen symmetrisch te maken, moet op beide plekken hetzelfde persoonlijk voornaamwoord worden gebruikt. Oplossing: men moet ze worden en viert moet dan vieren worden

Een puber schijnt veel te appen, maar volwassenen kunnen er ook wat van.
In het eerste deel staat een enkelvoudig onderwerp, terwijl in het tweede deel een meervoudig onderwerp staat.
Oplossing: volwassenen moet een volwassene worden en kunnen moet dan kan worden.

Slide 28 - Tekstslide

Formuleren §7
Symmetrie en correct begrenzen
Nog een paar voorbeelden van zinnen die niet symmetrisch zijn, dus grammaticaal fout:

Miros leest dat boek voor zijn mondeling en omdat het bij zijn profielwerkstuk past.
In het eerste zinsdeel staat de woordgroep voor zijn mondeling. Het tweede zinsdeel is geen woordgroep maar een hele zin.
Oplossing: omdat het bij zijn profielwerkstuk past moet een woordgroep worden: voor zijn profielwerkstuk.

Mijn moeder zei dat ik op tijd thuis moest zijn en ik moest mijn kamer opruimen.
In het eerste deel van de zin staat een bijzin, dus het tweede deel van de zin moet ook in een bijzin veranderen.
Oplossing: ik moest mijn kamer opruimen moet dat ik mijn kamer op moest ruimen worden.

Juul zit op een koor voor de gezelligheid en om zich te ontspannen.
In het eerste zinsdeel staat de woordgroep voor de gezelligheid. Het tweede zinsdeel is geen woordgroep maar een hele zin.
Oplossing: om zich te ontspannen moet voor de ontspanning worden.

Slide 29 - Tekstslide

Formuleren §7
Symmetrie en correct begrenzen
Zinnen correct begrenzen

Het begrenzen van zinnen kan op twee manieren verkeerd gaan:
  • Een bijzin wordt als losse zin gepresenteerd; dat heet een losstaand zinsdeel:
Op de spelletjesavond speelden we Weerwolven. Waardoor het heel laat werd.
Voor onderschikkende voegwoorden (waardoor, terwijl, omdat, zodat, hoewel) moet een komma: ... Weerwolven, waardoor ...

  • Twee zelfstandige zinnen (hoofdzinnen) worden ten onrechte aan elkaar geplakt:
In het weekend is er een familiereünie, iedereen is welkom.
Dit zijn twee zelfstandige zinnen: hoofdzinnen. De tweede zin is niet afhankelijk van de eerste zin en kan dus ook los staan. Tussen deze twee zinnen moet een punt. Je kan twee hoofdzinnen wel samenvoegen tot een lange zijn, maar dan moet je een een puntkomma of een nevenschikkend voegwoord (en, maar, of, want, dus) gebruiken. Goede zinnen zijn dan bijvoorbeeld:
In het weekend is er een familiereünie. Iedereen is welkom.
In het weekend is er een familiereünie; iedereen is welkom.
In het weekend is er een familiereünie en iedereen is welkom.

Slide 30 - Tekstslide

Verbeter de zin indien deze niet symmetrisch is. Is de zin wel symmetrisch, noteer dan: 'goed'.

Ik blijf het hele weekend binnen, omdat het koud is en vanwege de regen.

Slide 31 - Open vraag

Verbeter de zin indien deze niet symmetrisch is. Is de zin wel symmetrisch, noteer dan: 'goed'.

Een hond kan veel trucjes leren, maar katten zijn daar te eigenwijs voor.

Slide 32 - Open vraag

Verbeter de zin indien deze niet symmetrisch is. Is de zin wel symmetrisch, noteer dan: 'goed'.

De buschauffeur vertelde mij dat ik was vergeten in te checken en ik moest meteen uitstappen.

Slide 33 - Open vraag

Begrens de zin(nen) op de juiste manier. Noteer 'goed' als er niets gewijzigd hoeft te worden.

Joris loopt altijd naar school. Terwijl hij een spiksplinternieuwe fiets heeft.


Slide 34 - Open vraag

Begrens de zin(nen) op de juiste manier. Noteer 'goed' als er niets gewijzigd hoeft te worden.

Het heeft de hele dag niet geregend, niemand is nat geworden.


Slide 35 - Open vraag

Begrens de zin(nen) op de juiste manier. Noteer 'goed' als er niets gewijzigd hoeft te worden.

In de zomer moet je iedere dag zonnebrandcrème gebruiken; want de zon kan veel schade aanrichten.

Slide 36 - Open vraag