Klas 1 KMA 04/04/2022

boek lezen 
timer
15:00
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

boek lezen 
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesprogramma
- Zelfstandig lezen (15 min)
- Toets bespreken (15 min)
- Fabels voorlezen in groepjes
  (15 min)
- Afsluiting (5 min)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordspelling

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten werkwoorden

  1. Persoonsvorm
    Wij lopen altijd naar school.

  2. Voltooid deelwoord
    Wij hebben gisteren 10 kilometer gelopen.

  3. Hele werkwoord/infinitief
Wij willen daar graag lopen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
De persoonsvorm is verbonden met het onderwerp (enkelvoud/meervoud) en kan zowel in de tegenwoordige tijd als in de verleden tijd staan. 

Je vindt de persoonsvorm door:
  • De tijdproef uit te voeren (verander de tijd)
  • De getalproef uit te voeren (verander het getal van het onderwerp)
    Het werkwoord dat je moet aanpassen om de zinnen correct te maken, is de persoonsvorm. 
  • De vraagproef uit te voeren.
    Het werkwoord dat vooraan komt te staan is de persoonsvorm.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord is het werkwoord dat aangeeft dat 
iets is afgelopen

Je herkent het voltooid deelwoord aan het volgende: 
  • Omdat je de persoonsvorm (PV) al uit de zin hebt gehaald, weet je dat de andere vervoegde werkwoorden voltooid deelwoorden zijn.
  • De zin bevat een vorm van hebben, zijn of worden
  • Er staat ge-, be-, ont- of ver- voor het werkwoord.
  • Het werkwoord geeft aan dat iets/het is afgelopen. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Infinitief
Een infinitief is een werkwoordsvorm waarin het werkwoord zich niet heeft aangepast aan het getal of de tijd van de zin. 
Het hele werkwoord is het infinitief. 

Je herkent een infinitief aan het volgende: 
  • Je hebt de persoonsvorm (PV) al uit de zin gehaald.
  • Het is het hele werkwoord (de wij-vorm).
  • Er staat soms 'te' of 'aan het' voor.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
  • De persoonsvorm kan voorkomen in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd. Bij deze tijden horen verschillende regels.

  • Daarnaast bestaan er sterke (onregelmatig) en zwakke (regelmatig) werkwoorden.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm TT
ik, .... jij
Persoonsvorm TT
ik, .... jij 

jij 

hij/zij/het 

meervoud 
ik-vorm/stam

ik-vorm + t

ik-vorm + t

'infinitief' 
fiets      word      loop 

fietst    wordt      loopt

fietst     wordt      loopt

fietsen  worden  lopen
werkwoorden die eindigen op dt komen dus alleen voor bij de persoonsvormen in de tegenwoordige tijd van jij + hij/zij/het. De stam van het werkwoord moet dan wel op een d eindigen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm VT
Twee soorten werkwoorden:
  1. Klankveranderende werkwoorden De onregelmatige werkwoorden moet je kennen. Er komt in de verleden tijd nooit meer een -t of -d achter!

  2. Werkwoorden +te(n) of + de(n)

    Bij regelmatige werkwoorden moet je bepalen of er -te(n) of +de(n) toegevoegd moet worden. Gebruik daarvoor 
't ex- Kofschip.


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'T EX-KOFSCHIP
  • Om te bepalen of er -te(n) of +de(n) toegevoegd moet worden, gebruik je 
't ex-kofschip.
  • Dit is eigenlijk een ezelsbruggetje om de medeklinkers te kunnen onthouden.


  • Zit de laatste letter van de stam van het werkwoord wel of niet in 't ex-kofschip?
  • wel > ik-vorm + te(n)
  • niet > ik-vorm + de(n) 


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nog een ezelsbruggetje: 
'T SeXy FoKSCHaaP



Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord 

Twee soorten werkwoorden:
  1. Klankveranderende werkwoorden (sterke werkwoorden). Deze moet je kennen.
    2. Voltooid deelwoord op -t of -d 
(zwakke werkwoorden). Om te bepalen of er een -t of -d achter het werkwoord staat, gebruik je 't ex kofschip. Je kan ook kijken naar de verleden tijd van het werkwoord. 


Ook kun je het voltooid deelwoord langer maken door er een bijvoeglijk naamwoord van te maken. Vaak hoor je dan of je een 't of 'd moet schrijven. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord 

Je kan ook kijken naar de verleden tijd van het werkwoord om de juiste spelling te vinden. 



Ook kun je het voltooid deelwoord langer maken door er een bijvoeglijk naamwoord van te maken. 
Vaak hoor je dan of je een 't of 'd moet schrijven. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebiedende wijs

  • Bevel of aansporing
  • Persoonsvorm: ik-vorm van het werkwoord: Loop daarheen!
  • Er staat geen onderwerp in gebiedende wijs.
  • Je kunt 'jij' erachteraan denken.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We hebben haar naar het ziekenhuis (vervoeren).
timer
0:30

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Pieter (snijden) de worteltjes in kleine stukjes.
timer
0:30

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb me daar nog zo op
(verheugen).
timer
0:30

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat heeft hij nog nooit (durven).
timer
0:30

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn kleine neefje (geloven) nog in Sinterklaas.
timer
0:30

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De (beloven) traktatie is nog niet uitgedeeld.
timer
0:30

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik (besteden) vorige week te veel tijd aan mijn computer.
timer
0:30

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

ENKELVOUD EN MEERVOUD

Zelfstandige naamwoorden kunnen in het

enkelvoud en in het meervoud staan


enkelvoud = één stoel en één bank

meervoud = twee stoelen en twee banken

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MEERVOUDEN

Veel zelfstandige naamwoorden hebben meervoud op -en


lamp - lampen

mes - messen

weg - wegen

kaas - kazen

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. MEERVOUD op -en
Vaak hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten

lamp + en = lampen

boer + en = boeren

dans + en = dansen

ree + en = reeën

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen,

want je hoort een korte klank

klas + s + en = klassen

bak + k + en = bakken

bed + d + en = bedden

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen,

want je hoort een lange klank

schaar - a + en = scharen

been - e + en = benen

sloot - o + en = sloten

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v

raaf + f/v + en = raven

brief + f/v + en = brieven

golf + f/v + en = golven

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z

baas + s/z + en = bazen

huis + s/z + en = huizen

mees + s/z + en = mezen

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z

baas + s/z + en = bazen

huis + s/z + en = huizen

mees + s/z + en = mezen

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MEERVOUDEN

op

- s en 's

-S = vaste s

'S = apostrof s

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meervoud van
OLIFANT
A
olifantjes
B
olifantje
C
olifanten
D
olifantten

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het het meervoud van salto?
A
salto's
B
saltos
C
saltoos
D
saltoo's

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meervoud van
KAAS
A
kaazen
B
kazen
C
kaasen
D
kasen

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meervoud van
mees
A
meesen
B
mezen
C
meezen
D
mesen

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Neem de woorden met de puntjes over en vul in: g, gg of ch.

Mijn moeder zet de auto in de gara...e.

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Neem de woorden met de puntjes over en vul in: g, gg of ch.

De vra...twa...en...auffeur reed achteruit door de straat.

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Neem de woorden met de puntjes over en vul in: g, gg of ch.

Mijn tante loopt sta...e bij een timmerbedrijf.

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

           Bezitsvorm
5.9
In de bezitsvorm schrijf je de -s altijd vast aan het zelfstandige naamwoord, behalve:
  • als het nodig voor de uitspraak: als het zelfstandige naamwoord eindigt op een lange klinker of een -y. Je schrijft dan een 's.
  • als het zelfstandige naamwoord eindigt op een sisklank. Je schrijft dan alleen een apostrof.
Mijn broers fiets.
Mijn oma's fiets.
Kees' fiets.

Slide 40 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

bezitsvorm 
De schoenen van mijn vader




mijn vaders schoenen
(bezitsvorm) 

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Maak een bezitsvorm:
het horloge van Sam

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een bezitsvorm:
de telefoon van mijn broer

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies