10 gramm H3 les 2

WELKOM 1B Deze les Grammatica 3.7
Vandaag les 3:

  1. Lekker lezen
  2. herhaling zinsontleding > onderwerp en lijdend voorwerp + opdracht 17 en 18
  3. Test jezelf online 3.7


 







timer
15:00
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

WELKOM 1B Deze les Grammatica 3.7
Vandaag les 3:

  1. Lekker lezen
  2. herhaling zinsontleding > onderwerp en lijdend voorwerp + opdracht 17 en 18
  3. Test jezelf online 3.7


 







timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

WELKOM 1B Deze les Grammatica 3.7
Vandaag les :
  1. Dagopening
  2. Lekker lezen
  3. Woord van de week
  4. Uitleg zinsontleding > onderwerp en lijdend voorwerp
  5. Oefenen zinsontleding


 







timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

WELKOM 1B Deze les Grammatica 3.7
Vandaag les 2:
  1. Dagopening
  2. Lekker lezen
  3. Woord van de week
  4. Uitleg zinsontleding > onderwerp en lijdend voorwerp
  5. Blooket / quizlet woorden 3.5
  6. Oefenen zinsontleding


 







timer
20:00

Slide 3 - Tekstslide

WELKOM 1B Deze les herh. 3.7 en 3.8
Vandaag les :
  1. Dagopening
  2. Lekker lezen
  3. Woord van de week
  4. Herhaling lijdend voorwerp/zinsontleden + opdr. online
  5. Quizlet woorden 3.5 leren en herhalen
  6. Korte pauze in het lokaal
  7. Spelling --> volgende dia's


 







timer
20:00

Slide 4 - Tekstslide

WELKOM 1B Woord van de week
Inspecteren                

Slide 5 - Tekstslide

WELKOM 1B Woord van de week
Inspecteren              

Betekenis:
kijken of het klopt, controleren  

Slide 6 - Tekstslide

Verder met grammatica zinsontleding



Puzzelen met stukjes die informatie aan een zin toevoegen.


Slide 7 - Tekstslide

Grammatica zinsontleding
Terugblik
Wat is ook alweer het werkwoordelijk gezegde?

Ik ben de borden af aan het wassen.

Slide 8 - Tekstslide

Grammatica zinsontleding
Hoe vind je ook alweer het onderwerp?

Hoe vind je het onderwerp:
1. Wie of wat + werkwoordelijk gezegde?

2. De onderwerpsproef
Verander de pv van enkelvoud naar meervoud (of andersom)
Het onderwerp verandert mee.

De bonbons zijn gekocht bij de speciaalzaak.

Slide 9 - Tekstslide

Grammatica zinsontleding
Zinnen zonder onderwerp

Let op:

1. Koop geen bonbons bij de supermarkt! 
2. Geef mij je jas maar.
3. Doe niet zo flauw!

In zinnen met een gebiedende wijs staat geen onderwerp!


Slide 10 - Tekstslide

Grammatica zinsontleding
Zinnen met een lijdend voorwerp

De hoofdrol in de zin is voor het onderwerp.

Soms zijn er nog meer rollen. Een mogelijke bijrol is het lijdend voorwerp.

Voorbeeld: Hij repareert zijn fiets.

Hoe vind je het lijdend voorwerp: wie/wat + wg + o?


Slide 11 - Tekstslide

Grammatica zinsontleding
Het lijdend voorwerp vinden

Hoe vind je het lijdend voorwerp: wie/wat + wg + o?

Wat is hier het lijdend voorwerp:
Dit spannende boek heb ik in één keer uitgelezen.
Stappenplan zinsontleding:
  1. onderstreep de pv
  2. zet zinsdeelstrepen
  3. zet wg boven het werkwoordelijke gezegde (dus ook boven de pv)
  4.  Vraag: wie/wat + wg?
    Zet o boven het onderwerp.
  5. Is er een lijdend voorwerp?
    Vraag: wie/wat + o + wg?
  6. Zet lv boven het lijdend voorwerp als dat er is.

Slide 12 - Tekstslide

Grammatica zinsontleding
Het lijdend voorwerp vinden

Hoe vind je het lijdend voorwerp: wie/wat + wg + o?

Wat is hier het lijdend voorwerp:
              lv                               wg  o                               wg
Dit spannende boek |heb| ik |in één keer |uitgelezen.
Stappenplan zinsontleding:
  1. onderstreep de pv
  2. zet zinsdeelstrepen
  3. zet wg boven het werkwoordelijke gezegde (dus ook boven de pv)
  4.  Vraag: wie/wat + wg?
    Zet o boven het onderwerp.
  5. Is er een lijdend voorwerp?
    Vraag: wie/wat + o + wg?
  6. Zet lv boven het lijdend voorwerp als dat er is.

Slide 13 - Tekstslide

Grammatica zinsontleding
Het lijdend voorwerp vinden

Werk altijd in deze vaste volgorde!

Wat is hier het lijdend voorwerp:
         
  Hij brengt zijn zus weg.
Stappenplan zinsontleding:
  1. onderstreep de pv
  2. zet zinsdeelstrepen
  3. zet wg boven het werkwoordelijke gezegde (dus ook boven de pv)
  4.  Vraag: wie/wat + wg?
    Zet o boven het onderwerp.
  5. Is er een lijdend voorwerp?
    Vraag: wie/wat + o + wg?
  6. Zet lv boven het lijdend voorwerp als dat er is.

Slide 14 - Tekstslide

Oefenen zinsontleding
Maak opdracht 12, 13, 17, 18, 19 van grammatica 3.7

Klaar? Keuze: stillezen of online: quizlet - woorden 3.5 of blooket (zoeken op mevrouwvandam - woorden 3.5)




Slide 15 - Tekstslide

Oefenen zinsontleding
Maak opdracht 12, 13, 17, 18, 19, 22 en 23 van grammatica 3.7




Slide 16 - Tekstslide