H2C. 7-1-2012

Welkom H2C
Afspraken:
- je bent bij de les.
- je weet waar we mee bezig zijn.
- je weet precies waar we zijn.
- Dus: Welke bladzijde? / Waar zijn we? etc. = verboden!
- Weet je niet waar we zijn? = tekst overschrijven

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom H2C
Afspraken:
- je bent bij de les.
- je weet waar we mee bezig zijn.
- je weet precies waar we zijn.
- Dus: Welke bladzijde? / Waar zijn we? etc. = verboden!
- Weet je niet waar we zijn? = tekst overschrijven

Slide 1 - Tekstslide

Deze week, programma
Ma.  - H3 - Lezen - tekstverbanden en signaalwoorden.
Di.    - idem
Do.  - Proefwerk H2
Lezen – Tekstverbanden en signaalwoorden – blz. 42 – Opdr. 1, 2, 4 
Woordenschat – Metafoor en personificatie– blz. 54 – Opdr. 1, 2, 3, 4. 
Formuleren – Variatie in zinsopbouw – blz. 62 – Opdr. 1, 2, 3, 4. 
Spelling – Leenwoorden blz. 64 – Opdr. 1, 2, 3.

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag:
- 10 min lezen
- Nakijken: Opdracht 1 en 2.
- Leren voor het PW (donderdag).


Slide 3 - Tekstslide

Blz. 72 - Opdracht 1
  • 1 Uitkomsten Nibud Scholierenonderzoek 2016 / scholieren en geld 
  • 2 eigen antwoord 
  • 3 in alinea 6 en 7 
  • 4 alinea 2: minder dan  
  •      alinea 3: In vergelijking met  
  •      alinea 4: hoger ten opzichte van – minder … dan – is het populairst  
  • 5 zo – maar – ook  

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 1
  •  zo: toelichtend verband 
  •  maar: tegenstellend verband – ook: opsommend verband  
  • middel: hulp krijgen – doel: online bankieren  

7
  • middel: hulp krijgen – doel: online bankieren

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 1
  • Het duidt op een opsomming: er worden twee situaties opgesomd waarin scholieren geen hulp van hun ouders krijgen bij internet bankieren.    
9
  •  meisjes   
10 
  • kleding en schoenen – sieraden en accessoires – uitgaan, café, disco, bioscoop – snoep, eten en drinken – schoolspullen en boeken  

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 2 (nakijken):
1 kaartjes kopen op internet 
2 eigen antwoord 
3 Het tweede deel begint bij alinea 5. Toelichting: 
Deel 1 (alinea 2 t/m 4) gaat over oplichting bij het kopen van kaartjes op internet; 
deel 2 (vanaf alinea 5) gaat over betrouwbaar kaartjes kopen op internet.  
4 Krijg je van de docent (woordenschat)

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 2 (nakijken) 
5 (veel) meer dan 

6 De oorspronkelijke prijs voor een toegangskaart op een betrouwbare website wordt vergeleken met de prijs die je via een doorverkoper betaalt. 

7 (1) middel: doorverkopers (als Giggotickets, Onlineticketshop en Tickettribune) gebruiken in hun advertenties de naam van de officiële aanbieder van concert-, theater- of voetbalkaartjes – doel: kopers op internet laten denken dat ze met een betrouwbare verkoper in contact zijn 

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 2 (nakijken)
7 (2) middel: de naam van de officiële verkoper staat nadrukkelijk in de kop en link van advertenties – doel: de advertenties zien eruit als ‘echte’ advertenties 

8 (1) populaire kaartjes al te koop aanbieden zonder ze in bezit te hebben; (2) vrienden, familie en ingehuurde studenten kaartjes laten opkopen 

9 De eerste – Een andere  

10 (1) dat je geen kaartje krijgt; (2) dat je een andere plaats krijgt dan je hebt besteld 

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 2 (nakijken)
11 ook 
12 websites (van de artiest, van de locatie waar het evenement wordt gehouden, van de organisator) 
13 omstreeks mei – Kort daarna – Vanaf september  

14 op de reden dat je bij voetbalwedstrijden helemaal goed moet opletten waar je koopt, omdat je niet in het vak van de tegenpartij wilt terechtkomen 

15 Alinea 8 bevat eerst een conclusie uit het eerste deel van de tekst; daarna volgt een samenvatting van het tweede deel van de tekst. (Zie ook het antwoord op vraag 3.) 

Slide 10 - Tekstslide

Nu: Leren PW 
Do.  - Proefwerk H2 
Lezen – Tekstverbanden en signaalwoorden – blz. 42 – Opdr. 1, 2, 4  
Woordenschat – Metafoor en personificatie– blz. 54 – Opdr. 1, 2, 3, 4.  
Formuleren – Variatie in zinsopbouw – blz. 62 – Opdr. 1, 2, 3, 4.  
Spelling – Leenwoorden blz. 64 – Opdr. 1, 2, 3.

Slide 11 - Tekstslide