All Right! Havo 1 - Unit 4.2 - Tag Questions

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

TAG QUESTIONS

Question tag = 

Een "aangeplakt" stukje tekst om te vragen of iets echt zo is

/ om het te bevestigen.

Voorbeeld Nederlands:

We gaan morgen al weg, toch?

Jij bent daar nog nooit geweest, of wel?

Hoe werkt het?

Een bevestigende zin (waarin staat dat iets zo is) noemen we 'a positive sentence' .

POSITIEF kun je aangeven met +

Een ontkennende zin (waarin staat dat iets NIET zo is)

noemen we 'a negative sentence'

NEGATIEF kun je aan geven met -

Een TAG QUESTION is net als een batterij (+ en - )

Tag questions

Als de zin bevestigend is, is de tag question ontkennend.

Als de zin ontkennend is, is de tag question bevestigend.

Regel

Een TAG QUESTION is net als een batterij (+ en - )

Tag question = persoonsvorm + onderwerp

He is a good runner, isn’t he?

      +                                           -

question tags

Je hebt een hoofdzin en de question tag

They aren't happy, are they?

Suzy is angry, isn't she?

Stap 1: Je moet bepalen of de hoofdzin positief of negatief is.

Stap 2: Als de hoofdzin positief is, dan moet de question tag negatief zijn en andersom

question tags

Stap 3: Zoek het eerste werkwoord in de hoofdzin.

They aren't happy, are they?

In dit voorbeeld is het....? 

question tags

Stap 4: Plaats dat werkwoord dan in positieve of negatieve vorm

Stap 5: Plaats het onderwerp van de hoofdzin erachter.

They aren't happy, are they?

Uitzondering 1

We go to school, ........?

Sommige werkwoorden kunnen niet negatief.

Je gebruikt 1 van de volgende vormen: 

-  don't (I, we, you, they)

- doesn't (SHIT)

Uitzondering 2

I am good at sport, ......?

Als je hoofdzin positief is met het woord am, dan gebruik je in de tag question NIET

am not I, maar aren't I?

Dus: I am good at sports, aren't I?

TAG QUESTIONS:
Als de zin ontkennend (-) is, dan is de tag question....

1. bevestigend (+)
2. ontkennend (-)

TAG QUESTIONS:
Als de zin bevestigend (+) is, dan is de tag question....

1. ook bevestigend (+)
2. ontkennend (-)

My brother is a lovely boy, ...... ....?

1. is he?
2. isn't he?

You can't believe your eyes, ...... ....?

1. can you
2. can't you

TAG QUESTIONS
She is always at work, ... ?

Vul de tag question in:
It isn't difficult, ....?

Vul de juiste 'Tag question' in. (Schrijf alleen de tag question op)

You haven't seen him around, ..... ...?

Vul de tag question in:
They aren't Italian, ....?

She likes football, _______?

1. likes not she?
2. don't she?
3. does she?
4. doesn't she?

I know how to use a tag question:

😒🙁😐🙂😃

Schrijf een korte zin op waarin je een tag question gebruikt.

Voor inspiratie: denk aan je afgelopen week en de dingen die daarin gebeurd zijn.

Sports (to play, to do, to go)

Do you play a sport?

Yes!

Nope

I've just stopped

I will begin with a new sport soon

Which sport?

To play, to do, to go

‘To play’ wordt gebruikt voor competitieve sporten of balsporten.

‘To do’ wordt gebruikt voor (groeps)activiteiten of non-team sporten.

‘To go’ wordt gebruikt voor activiteiten die eindigen met ‘-ing’.

play

do

go

skateboarding

dancing

rugby

hockey

ballet

yoga

bowling

athletics

Write a sentence using the play/do/go verbs for sports. (Example: 'I play basketball')