PTA Werkwoordspelling oefenen

PTA Werkwoordspelling oefenen
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

PTA Werkwoordspelling oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Morgen (worden) ik 15 jaar.

Slide 2 - Open vraag

Jerre (verhuizen) vroeger elke 5 jaar.

Slide 3 - Open vraag

(Gebeuren) dat hier nog echt?

Slide 4 - Open vraag

Maarten (melden) zich morgen om 8 uur.

Slide 5 - Open vraag

Vorig jaar (stranden) het schip voor de kust.

Slide 6 - Open vraag

Morgen (houden) je vast nog wel van hem.

Slide 7 - Open vraag

(Houden) je broer van gamen.

Slide 8 - Open vraag

Bij Nederlands (werken) we vorige les erg hard.

Slide 9 - Open vraag

Klas 1 (hopen) op een voldoende bij de toets.

Slide 10 - Open vraag

De oplichter heeft het omaatje (misleiden).

Slide 11 - Open vraag

De (slagen) leerling viert een feestje.

Slide 12 - Open vraag

Ik (aquajoggen) elke week.

Slide 13 - Open vraag

(Snoepen) kwamen de leerlingen de klas binnen.

Slide 14 - Open vraag

Hij heeft mij gisteren (e-mailen).

Slide 15 - Open vraag

Hugo van Look heeft dat boek (illustreren).

Slide 16 - Open vraag

Vroeger (faxen) mensen, want de e-mail bestond nog niet.

Slide 17 - Open vraag

Ik heb het hele huis (stofzuigen).

Slide 18 - Open vraag

Hij (lezen vt) het boek in een keer uit.

Slide 19 - Open vraag

Wij (zwemmen) vroeger elke zondag.

Slide 20 - Open vraag

Het vliegtuig (landen) vorige week al.

Slide 21 - Open vraag

Ik (branden) mijn vingers aan de oven.

Slide 22 - Open vraag

Hij (verhuizen) volgende week naar Emmen.

Slide 23 - Open vraag

Maarten is vorige maand ook al (verhuizen).

Slide 24 - Open vraag

(Landen) je echt morgenvroeg pas?

Slide 25 - Open vraag

Marleen (verven tt) haar haren.

Slide 26 - Open vraag

(Landen) je broer over twee weken op Schiphol?

Slide 27 - Open vraag

(Landen) je broer over twee weken op Schiphol?

Slide 28 - Open vraag

Stijn (gamen tt) veel te veel.

Slide 29 - Open vraag

Stijn (gamen vt) veel te veel.

Slide 30 - Open vraag

De (verroesten) schaatsen liggen in de schuur.

Slide 31 - Open vraag

(Gieren) van het lachen kwam Gerard Joling binnen.

Slide 32 - Open vraag

(Houden) op!

Slide 33 - Open vraag

Als je het mij vraagt, (gebeuren) dat dagelijks.

Slide 34 - Open vraag

De veel te dure Lamborghini is tijdens een proefrit (crashen).

Slide 35 - Open vraag

Wie het weet, (mogen) het zeggen.

Slide 36 - Open vraag

De (leasen) auto is gecrasht.

Slide 37 - Open vraag

Milan heeft de hele tekst (improviseren) .

Slide 38 - Open vraag

Morgen wordt er bij mijn handbalclub een toernooi (organiseren).

Slide 39 - Open vraag

Nu hebben we flink (oefenen).

Slide 40 - Open vraag