Do 20 mei Voegwoorden en spelling samenstelling

Voegwoorden
- nevenschikkende voegwoorden
- onderschikkende voegwoorden
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Voegwoorden
- nevenschikkende voegwoorden
- onderschikkende voegwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
Je kent de voegwoorden. 
Nevenschikkende en onderschikkende.

Je kunt samenstellingen correct schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Voegwoorden
Voegwoorden plakken deelzinnen aan elkaar.



Slide 3 - Tekstslide

Neven- en onderschikkende voegwoorden
- Verbinden twee ongelijkwaardige delen (je kunt de beide delen niet allebei los gebruiken zonder de woordvolgorde te veranderen)
- dat  en woorden waarvan dat de tweede lettergreep is (zodat, omdat, totdat)
- aangezien, daarom, als, hoewel, indien, mits etc.
- of (kan ook een nevenschikkend voegwoord zijn)

Slide 4 - Tekstslide

HOOFDZIN + HOOFDZIN

Twee hoofdzinnen kun je aan elkaar verbinden met een nevenschikkend voegwoord.

Dit zijn: en, want, maar en of.
HOOFDZIN + BIJZIN

Een hoofd- en een bijzin kun je aan elkaar verbinden met een onderschikkend voegwoord.

Er zijn veel onderschikkende voegwoorden, zoals: omdat, zodat, doordat, als, dan, hoewel, tenzij, terwijl, toen, of.

Slide 5 - Tekstslide

Huiswerk voor di 12 jan
Spelling blok 4
Maken opdr. 1 t/m 3
Leren blz. 196
Hoe schrijf je samenstellingen?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Welke vier voegwoorden heb je geleerd voor: HZ +HZ

Slide 8 - Open vraag

Welke voegwoorden ken je allemaal?

Slide 9 - Open vraag

Samenstellingen
Woorden die bestaan uit twee of meer woorden, heten samenstellingen.

Je schrijft samenstellingen aan elkaar. 

Slide 10 - Tekstslide

De meeste samenstellingen schrijf je in het Nederlands aan elkaar:

  • kassameisje
  • wijkagent
  • zomervakantie
  • schoonmaakdoekje

Slide 11 - Tekstslide

Welke samenstellingen zijn goed?
A
Groentenwinkel, berensterk
B
Groentewinkel, beresterk
C
Groentenwinkel, beresterk
D
Groentewinkel, berensterk

Slide 12 - Quizvraag

samenstellingen van twee of meer zelfstandige naamwoorden


soms met liggend streepje

  • rodewijnglazen
  • diploma-uitreiking
  • tuinstoelkussen

Slide 13 - Tekstslide

Waar zijn de samenstellingen goed geschreven? (2)
A
hondenhok- ziekenauto-kippesoep
B
meningverschil-boekenplank-rodekool
C
beresterk-vissenkom-stationschef
D
damestrui-groentesoep-maneschijn

Slide 14 - Quizvraag

Samenstellingen

Twee of meer bestaande woorden die aan elkaar een nieuw woord vormen.


Bijvoorbeeld:

fiets + tas = fietstas

Slide 15 - Tekstslide

Welke samenstellingen zijn goed?
A
Manenschijn, reuzeleuk, aspergessoep
B
Maneschijn, reuzeleuk, aspergesoep
C
Manenschijn, reuzenleuk, aspergesoep
D
Manenschijn, reuzeleuk, aspergesoep

Slide 16 - Quizvraag

De tussen -s
Hoofdregel
In samenstellingen wordt een -s geschreven, wanneer deze ook wordt uitgesproken. Dus: stationsplein, moederskindje en scheepswrak.

Slide 17 - Tekstslide

Samenstellingen

Soms moet je tussenletters gebruiken om een goede samenstelling te maken.


fiets + maker = fietsenmaker

beer + sterk = beresterk

dorp + café = dorpscafé

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk voor do 27 mei
De boektoets op school maken.



Maken opdr. 8, 9 en 10
Leren de voegwoorden blz. 221



Slide 19 - Tekstslide