Werkwoordspelling les 3B: Nevenschikkend of onderschikkend

Werkwoordspelling
Nederlands
werkwoordspelling

Les 3B: samengestelde zinnen

VWO 2
 P1 2023-2024
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
Nederlands
werkwoordspelling

Les 3B: samengestelde zinnen

VWO 2
 P1 2023-2024

Slide 1 - Tekstslide

SPELLING:
Zoek altijd eerst de PV in de zin


Herhaling
Enkelvoudige zinnen
  • 1 PV
Samengestelde zinnen
  • meer dan 1 PV

NIEUW
nevenschikking
onderschikkend

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdzin
- In een hoofdzin staan PV en onderwerp naast elkaar
- Tussen de persoonsvorm en het onderwerp kun je geen andere zinsdelen plaatsen. 

(Isa) (heeft) een nieuwe telefoon gekocht.

Slide 3 - Tekstslide

Bijzin
- In een bijzin staan PV en onderwerp vaak niet naast elkaar.
- Tussen de persoonsvorm en het onderwerp kun je wel andere zinsdelen plaatsen (bijvoorbeeld het woord 'niet')

Toen (Isa) haar nieuwe telefoon (had) aangezet,// (werkte) (die) niet.
                              bijzin                                                                      hoofdzin

Slide 4 - Tekstslide

Nevenschikking
- Hoofdzin + hoofdzin
- Je koppelt de zinnen aan elkaar met de nevenschikkende voegwoorden: en, maar, want, of, dus

Isa bracht de telefoon terug, || maar ze kreeg geen nieuwe. 

Slide 5 - Tekstslide

Onderschikking
- Hoofdzin + bijzin / bijzin + hoofdzin
- Je koppelt de zinnen aan elkaar met de onderschikkende voegwoorden: omdat, toen, sinds, hoewel, voordat, of, terwijl, als, zodat, ...


Isa ontving de nieuwe telefoon ||voordat ze de oude had opgestuurd.  

Slide 6 - Tekstslide

HOOFDZIN + HOOFDZIN

Twee hoofdzinnen kun je aan elkaar verbinden met een nevenschikkend voegwoord.

Dit zijn: en, want, maar, of, dus
HOOFDZIN + BIJZIN

Een hoofd- en een bijzin kun je aan elkaar verbinden met een onderschikkend voegwoord.

Er zijn veel onderschikkende voegwoorden, zoals: omdat, zodat, doordat, als, dan, hoewel, tenzij, terwijl, toen, of.

Slide 7 - Tekstslide

Sabine had een gezicht getrokken alsof ze iets vies proefde.
A
Nevenschikking: hoofdzin-hoofdzin
B
Onderschikking: hoofdzin-bijzin
C
Onderschikking: bijzin-hoofdzin

Slide 8 - Quizvraag

We gaan met de klas naar Parijs en we zullen daar een week blijven.
A
nevenschikking: hoofdzin-hoofdzin
B
Onderschikking: hoofdzin-bijzin
C
Onderschikking: bijzin-hoofdzin

Slide 9 - Quizvraag

Als we in Parijs zijn, wil ik graag wat kledingwinkels bezoeken.
A
Nevenschikking: hoofdzin - hoofdzin
B
Onderschikking: hoofdzin-bijzin
C
Onderschkking: bijzin-hoofdzin

Slide 10 - Quizvraag

Hoe goed lukt het verschil aangeven tussen een enkelvoudige zin, een nevenschikking of een onderschikking?
0100

Slide 11 - Poll

Opdracht  7 (samen)
(1) Je handen zijn warm,
enkelvoudig/nevenschikkend/onderschikkend
(2) Ik ken je al lang maar we zijn hier nooit eerder geweest, oh
enkelvoudig/nevenschikkend/onderschikkend
(3) Ik had geen idee dat jouw hart in hetzelfde ritme klopt.
enkelvoudig/nevenschikkend/onderschikkend
(4) Oh, ik wil niet dat je wordt ontdekt.
enkelvoudig/nevenschikkend/onderschikkend

Slide 12 - Tekstslide

Ik snap de nieuwe stof genoeg
voor volgend jaar
Helemaal niet, help!
Prima (maar ik ben blij dat het nog niet op de toets komt)
Goed te doen
Dit is appeltje eitje. En door...

Slide 13 - Poll