Over de persoonsvorm in samengestelde zinnen

H5 Spelling werkwoorden
over de persoonsvorm in samengestelde zinnen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H5 Spelling werkwoorden
over de persoonsvorm in samengestelde zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Terugblik vorige les
- Lesdoel
- Instructie 
- Klassikaal opdracht 1 
- Zelfstandig opdracht 2
- Afronden

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de functie van een voegwoord?

Slide 3 - Open vraag

Wanneer gebruik je nevenschikkende voegwoorden?

Slide 4 - Open vraag

Wanneer gebruik je ondernevenschikkende voegwoorden?

Slide 5 - Open vraag

Twee soorten zinnen
Enkelvoudige zin (1 pv):
De docent roept de leerlingen.
De leerlingen stoppen met praten.

Samengestelde zin (meer dan 1 pv):
De docent roept de leerlingen en de leerlingen stoppen met praten.

Slide 6 - Tekstslide

Nevenschikkend voegwoord
Als er twee hoofdzinnen worden samengesteld, staat er altijd een nevenschikkend voegwoord tussen. Dat zijn de woorden:
dus, en, want, of, maar (ezelsbruggetje: DEWOM)

De docent roept de leerlingen, dus stoppen zij met praten.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld nevenschikkend
De ijsberen zijn in gevaar, want de poolkappen smelten sneller dan verwacht.
HZ                                                                                                  HZ

Dit is nevenschikkend:
- Persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar en er kan niks tussen. De informatie is even belangrijk.

 

Slide 8 - Tekstslide

Onderschikkend voegwoord
Als een samengestelde zin bestaat uit hoofdzin + bijzin wordt er een onderschikkend voegwoord gebruikt. Daarvan zijn er veel meer: wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of .....


Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld onderschikkend
De ijsberen zijn in gevaar, omdat de poolkappen sneller smelten dan verwacht.

Onderschikkend (hoofdzin + bijzin):
- Onderwerp staat in de bijzin niet naast de pv.
- Of daar kan iets tussengeplaatst worden.

Slide 10 - Tekstslide

Lesdoel
Je leert de persoonsvorm in samengestelde zinnen correct spellen. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

De PV in samengestelde zinnen
- Probeer alle werkwoorden van tijd te veranderen
- De werkwoorden waarbij dit niet kan zijn infinitief, voltooid deelwoord of onvoltooid deelwoord.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeldzinnen
- De gemeenteraad heeft besloten dat de kleine dorpsschool wordt opgeheven als het leerlingenaantal nog verder zal teruglopen. 

De werkwoorden heeft, wordt en zal kun je van tijd veranderen. 
besloten (vd), opgeheven (vd) en teruglopen (inf) kun je niet van tijd veranderen. 

Slide 14 - Tekstslide

1. De ontwerpster besteedt veel zorg aan de kleding die ze op de beurs presenteert.

Slide 15 - Open vraag

2. Lisanne gelooft het verhaal niet dat jij haar hebt verteld.

Slide 16 - Open vraag

3. Onze vrienden overnachten bij ons, voordat ze op vakantie gaan.

Slide 17 - Open vraag

4. Andrew mist zijn vriendin, want zij rondt in Amerika haar studie af.

Slide 18 - Open vraag

Opdracht 2
Noteer eerst de vorm
pvtt = 
pvvt = 
vd = 
inf = 
bn = 

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 2
Noteer eerst de vorm
pvtt = 
pvvt = 
vd = 
inf = 
bn = 
1 pvvt - berichtte; pvvt - stonden; inf - wachten
2 bn - opgeschepte; vd - afgekoeld; pvvt - smaakte
3 pvtt - vind; pvtt - beantwoordt
4 pvtt - reageert; pvtt - e-mailt; pvtt - appt
5 pvtt - vermoedt; pvtt - bemoeit
6 vd - uitgejoeld; pvvt - juichten

Slide 20 - Tekstslide

Terugblik lesdoel
Je leert de persoonsvorm in samengestelde zinnen correct spellen. 

Slide 21 - Tekstslide

De persoonsvormen in een samengestelde zin staan altijd in dezelfde tijd.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

voorbeeld: Merel gelooft niet dat haar broer de wedstrijd won.

Slide 23 - Tekstslide

In een samengestelde zin kunnen meerdere voltooide deelwoorden staan.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

voorbeeld: Ik heb gezien dat jij de ramen hebt gezeemd.

Slide 25 - Tekstslide