4.1 Het bloed

 4.1 Bloed

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 4.1 Bloed

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
1 Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies.

Slide 2 - Tekstslide

We hebben 5-6 liter bloed in ons lichaam. Elk zakje is een half liter bloed. 

Slide 3 - Tekstslide

Als je een half liter verliest is er niets aan de hand. Dat is wat een bloeddonor geeft

Slide 4 - Tekstslide

Als je een liter verliest gaat de hartslag omhoog, daalt je bloeddruk en voel je je onrustig. 

Slide 5 - Tekstslide

Bij 1-2 liter bloedverlies gaat je hartslag nog sneller. Je wordt bleek, koud je gaat klam zweten en bent duizelig. 

Slide 6 - Tekstslide

Bij 2-3 liter bloedverlies is je hartslag zwak en snel. De bloeddruk is niet meer meetbaar. Je bent wit weggetrokken (soms blauw) je hebt het koud en bent klam. Je bent verward/suf (tot 2,5 l). Bij meer dan 2,5 l ben je bewusteloos/dood.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

De samenstelling van bloed
Bloed bestaat uit de vloeistof bloedplasma met daarin bloedcellen en bloedplaatjes. Ongeveer 55% van het bloed is bloedplasma, de rest (45%) bestaat uit bloedplaatjes en bloedcellen .


De functie van bloed is vervoer van alles wat nodig is om het lichaam te laten functioneren. Bloed vervoert onder andere voedingsstoffen, zuurstof en warmte. Koolstofdioxide en andere afvalstoffen worden door het bloed afgevoerd.

Slide 9 - Tekstslide

In de afbeelding zie je twee reageerbuizen met bloed. De rechter buis heeft vers bloed, de linker buis  heeft enkele dagen gestaan. De bloedcellen en bloedplaatjes zijn naar de bodem gezakt. Daarboven zie je het bloedplasma. Bloedplasma is gelig van kleur. 

Slide 10 - Tekstslide

Bloedplasma
Bloedplasma  bestaat uit:
• 7% eiwitten
• 91% water
• 2% opgeloste stoffen
De opgeloste stoffen zijn onder andere mineralen (zouten). Het bloedplasma vervoert vele stoffen, zoals voedingsstoffen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen, en (een beetje) zuurstof.

Slide 11 - Tekstslide

Rode bloedcellen
Rode bloedcellen hebben de vorm van kleine ronde schijfjes. Als een donut. Rode bloedcellen hebben geen celkern. In één kubieke millimeter bloed (1 mm3 = 0,001 mL) zitten ongeveer vijf miljoen rode bloedcellen.


Slide 12 - Tekstslide

Rode bloedcellen vervoeren zuurstof. Ze bevatten hemoglobine, een stof met een rode kleur. Door hemoglobine kunnen de rode bloedcellen gemakkelijk zuurstof opnemen en afgeven. In de longen nemen de rode bloedcellen zuurstof op. In andere organen geven ze zuurstof af.

Slide 13 - Tekstslide

Witte bloedcellen
Witte bloedcellen hebben wél een celkern . De cellen hebben geen vaste vorm. Daardoor kunnen ze door kleine openingen in de wand van de kleinste bloedvaten heen . In één kubieke millimeter (1 mm3) bloed zitten ongeveer zevenduizend witte bloedcellen. Witte bloedcellen maken ziekteverwekkers onschadelijk. Eén type witte bloedcel doet dat door ziekteverwekkers op te nemen en kapot te maken . De witte bloedcel gaat hierbij meestal ook dood.

Slide 14 - Tekstslide

Bloedplaatjes
Bloedplaatjes zijn geen cellen, maar delen van uiteengevallen cellen . Ze hebben geen celkern. In 1 mm3 bloed zitten ongeveer driehonderdduizend (300 000) bloedplaatjes.
In bloedplaatjes zitten stoffen waardoor het bloed stolt (vast wordt) als het buiten de bloedvaten komt. Dit noem je de bloedstolling. Bloedplaatjes zorgen dus voor de bloedstolling als je een wond hebt .
Bloedplaatje

Slide 15 - Tekstslide

Type Bloedcel
Celkern
Aantal per mm3
Functie
Vorm
Rode bloedcel
Nee
5 miljoen
Vervoeren Zuurstof
'Donut' vorm
Witte bloedcel
Ja
7000
Verdedigen tegen indringers
Vormloos
Bloedplaatje
Nee
300.000
Stolling bloed
Stukjes van een cel
Om te onthouden:

Slide 16 - Tekstslide

Aan het werk! BIOLOGIE VOOR JOU!
Wat? 4.1 Bloed - opdrachten 1 t/m 10.
Opdracht 4 maak je in je boek 
Waar? In je online boek 

Klaar? Test jezelf. 
Niet af? Dan is het Huiswerk!!!

Slide 17 - Tekstslide

Zin in een quizje???

Slide 18 - Tekstslide

uit welke 4 onderdelen bestaat bloed?
A
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en zuurstof
B
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en koolstofdioxide
C
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplasma, rode-, blauwe bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 19 - Quizvraag

Waar bestaat bloedplasma uit?
A
water en zout
B
water en opgeloste stoffen
C
water en eiwitten en opgeloste stoffen
D
water en zout en eiwitten

Slide 20 - Quizvraag

nr 4
nr 8
rode bloedcellen
bloedplasma
vaste bestanddelen
water

Slide 21 - Sleepvraag

Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine

Slide 22 - Quizvraag

Iemand met bloedarmoede heeft te weinig...
A
Zuurstof
B
Voedingsstof
C
Hemoglobine
D
Bloed

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 25 - Quizvraag

Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft geen vaste vorm?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
bloedplasma

Slide 26 - Quizvraag


Wat is trombose?
A
een tekort aan bloedplaatjes
B
een tekort aan witte bloedcellen
C
een stolsel buiten het bloedvat
D
een stolsel binnen het bloedvat

Slide 27 - Quizvraag

Etter of pus bestaat uit..
A
dode ziekteverwekkers
B
dode witte bloedcellen
C
dode ziekteverwekkers en dode bloedcellen
D
rode bloedcellen en etter

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste taak van de Bloedplaatjes?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 29 - Quizvraag

Hebben bloedplaatjes een celkern?
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quizvraag

Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft een celkern?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide