Adverb & Adjective

M3
welcome
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

M3
welcome

Slide 1 - Tekstslide

Adverbs  Adjectives  

Slide 2 - Tekstslide

At the end of the lesson:
  • We know what an adverb is;
  • We know what an adjective is;
  • We know how to recognize adverbs and adjectives in a sentence. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een bijwoord?

Slide 4 - Open vraag

Wat is een bijvoegelijk naamwoord?

Slide 5 - Open vraag

In Dutch it means bijwoord.

Adverbs will give you some extra information about other words in a sentence.

Adverbs can be used in various ways:
• To modify (wijzigen/aanpassen) the whole sentence;
• To modify the ‘’verb’’ (werkwoord) ;
• To modify an adjective (bijvoegelijk naamwoord) ;
• To modify another adverb (bijwoord) ; 

ADVERB:    In Dutch it means bijwoord.

Adverbs will give you some extra information about other words in a sentence.

Adverbs can be used in various ways:
• To modify (wijzigen/aanpassen) the whole sentence;
• To modify the ‘’verb’’ (werkwoord) ;
• To modify an adjective (bijvoegelijk naamwoord) ;tekst

Slide 6 - Tekstslide


Examples of adverbs could be:
o Seriously
o Madly
o Quickly
o Etc.
I will show you an example of an adverb in a sentence:
o She told him he could break his leg if he jumps of the big rock, he quickly changed his mind.


o Etc.
I will show you an example of an adverb in a sentence:
o She told him he could break his leg if he jumps of the big rock, he quickly changed his mind.

Slide 7 - Tekstslide


Adjective:  In Dutch an adjective means bijvoegelijk voornaamwoord.

An adjective is 9/10 times placed in front of the noun (zelfstandig naamwoord) in a sentence.

To clarify, an adjective simply tells you something about a noun.

Slide 8 - Tekstslide


Examples of adjectives could be:
o Tall
o Small
o Ugly
o Etc.

I will show you an example of an adjective in a sentence:
o The tall lady was annoyed.


Slide 9 - Tekstslide

Adverbs & Adjectives
Bijwoord / adverb

- ly
bijvoegelijk naamwoord / adjective
says something about a verb, adverb or adjective


says something about a noun 

Used after the verbs: to be, seem, look, appears, feel, smells.
this engine works terrifically

He is a terribly nice person
He is a nice person

He looks nice.

Slide 10 - Tekstslide

Adverb of adjective?
- Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

- Een bijwoord kan iets zeggen over een werkwoord.

- Een bijwoord kan iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord.

- Een bijwoord kan iets zeggen over een ander bijwoord.


Slide 11 - Tekstslide

Hoe maken we een adverb?
Bij een adverb komt -ly achter het woord te staan:
- beautiful > beautifully

Er zijn natuurlijk ook uitzonderingen op deze regel!
-le krijgen -ly in plaats van -le                                             adorable - adorably
medeklinker + y krijgen- ily in plaats van -y                  heavy - heavily
-ic krijgen -ally erachter                                                         automatic - automatically


Slide 12 - Tekstslide

An adverb means in Dutch:
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoegelijk naamwoord
C
Bijwoord
D
Werkwoord

Slide 13 - Quizvraag

An adjective means in Dutch:
A
Bijwoord
B
Bijvoegelijk naamwoord
C
Lidwoord
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Quizvraag

Which word is the adverb?

His test went perfectly.
A
test
B
went
C
his
D
perfectly

Slide 15 - Quizvraag

Which word is the adjective?

The apple tasted really sour so he made an ugly face.
A
face
B
ugly
C
apple
D
sour

Slide 16 - Quizvraag

Which word is the adverb?

I am deeply disappointed in you.
A
deeply
B
disappointed
C
in
D
you

Slide 17 - Quizvraag

Which word is the adjective?

I think that's a brilliant idea.
A
think
B
idea
C
I
D
brilliant

Slide 18 - Quizvraag

Are there any questions?

Slide 19 - Tekstslide

Zelfstandig werken:
Wat: maak opdracht 43,  p. 127
Hoe:  zelfstandig, er mag op fluister niveau overlegd worden.
Hulp: ik loop rond voor vragen.
Tijd: 15 minuten.

Eerder klaar: maak opdracht 44 ,  p. 128

Slide 20 - Tekstslide

Ik weet wat een adverb is

Slide 21 - Poll

Ik weet wat een adjective is

Slide 22 - Poll

Ik ken het verschil tussen adverb en adjective

Slide 23 - Poll

Leg in het kort uit wat een adverb is en wat een adjective is:

Slide 24 - Open vraag

Ik vind dat er goed is gewerkt deze les

Slide 25 - Poll

Bedankt en een fijne dag! ;)

Slide 26 - Tekstslide