Nederlands les 1

Welkom bij Nederlands
Deficiëntielessen DT
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands
Deficiëntielessen DT

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lesonderdelen 
Wat is een: - onderwerp - persoonsvorm - lijdend voorwerp - meewerkend voorwerp - bijvoeglijk naamwoord - voltooid deelwoord?

Werkwoordspelling: - persoonsvorm - voltooid deelwoord - bijvoeglijk naamwoord



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:30
Hoe vind je de
persoonsvorm?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:30

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:30
Hoe vind je
het lijdend voorwerp?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:30
Hoe vind je het
meewerkend voorwerp?

Slide 6 - Woordweb

aan wie of voor wie + pv  + ow
Op een rijtje....
PV: tijdsproef doen
OW: wie/wat + gezegde
LV: wie/wat + gezegde + OW
MV: aan/voor wie + gezegde + OW = LV

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening
Is het woord een 
persoonsvorm, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijvoeglijk naamwoord of voltooid deelwoord?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De medewerker van het juridisch loket geeft de cliënt een hand.

een hand?
A
Onderwerp
B
Persoonsvorm
C
Lijdend voorwerp
D
Meewerkend voorwerp

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan wie heb je de informatie over de zaal verteld?

Aan wie?
A
Onderwerp
B
Persoonsvorm
C
Lijdend voorwerp
D
Meewerkend voorwerp

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie heeft jou de informatie over die drugsdeal verteld?
A
Onderwerp
B
Persoonsvorm
C
Lijdend voorwerp
D
Meewerkend voorwerp

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De medewerkers van het UWV hebben een gigantische caseload op dit moment.

een gigantische caseload?
A
Onderwerp
B
Persoonsvorm
C
Lijdend voorwerp
D
Meewerkend voorwerp

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verdachte L. heeft volgens de rechtbank
de wet niet overtreden.

Heeft?
A
Onderwerp
B
Persoonsvorm
C
Lijdend voorwerp
D
Meewerkend voorwerp

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:30
Wat is een
bijvoeglijk naamwoord?

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:30
Hoe vind je een
voltooid deelwoord?

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Verdachte L. heeft volgens de rechtbank
de wet niet overtreden.

overtreden?
A
Bijvoegelijk naamwoord
B
Persoonsvorm
C
Voltooid deelwoord

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De vraag die moet worden beantwoord, is
of er sprake is van fraude.

beantwoord?
A
Persoonsvorm
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Voltooid deelwoord

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Eerst moet worden bepaald of er sprake is van een rechtspersoon of van een natuurlijk persoon

Bepaald?
A
Persoonsvorm
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Voltooid deelwoord
D

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De in het buitenland afgelegde verklaringen
van Z. mogen niet als bewijs worden gebruikt.

afgelegde?
A
Persoonsvorm
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Voltooid deelwoord

Slide 19 - Quizvraag

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord. 
timer
0:30
Wanneer krijgt een werkwoord
dt
aan het eind?

Slide 20 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:30
Hoe werkt 't ex-kofschip?

Slide 21 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:30
Hoe spel je een werkwoord
dat bijvoeglijk gebruikt wordt?

Slide 22 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor ................... te vergoeden.
A
leidt
B
leid
C
lijdt
D
lijd

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De rechter heeft ................ dat zichtbare tatoeages, piercings en extreem kort haar bij cabinepersoneel niet past bij de uitstraling die KLM wil hebben en daarom verboden is.
A
geoordeeld
B
geoordeelt
C
geoordeeldt

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uw bezwaarschrift is ontvankelijk, want het is ........................ en ..................... binnen zes weken
na de dag van de beschikking.
A
gemotiveert en ingedient
B
gemotiveerd en ingediend
C
gemotiveerd en ingedient
D
gemotiveert en ingediend

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De mededelingsplicht ......... dat u de koper alles moet vertellen wat u weet over uw huis .
A
houd in
B
houdt in
C
hout in

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onze belangrijkste nationale wetten heten wetten in formele zin. Voorbeelden zijn de grondwet, het Burgerlijk Wetboek, de Algemene wet bestuursrecht en het Wetboek van Strafrecht. Zij worden .................. door de regering en het parlement.
A
vastgesteldt
B
vastgesteld
C
vastgestelt

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens het wetgevingsproces ...................................... door leden van de regering en het parlement o.a.
over de inhoud.
A
word gediscussieerd
B
wordt gediscussieerd
C
wordt gediscussieerdt

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het komt vaak voor dat de bal
over het hek ...............
A
belant
B
beland
C
belandt

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Niet gesteld of gebleken is dat verweerder
verzoekster heeft ............................
A
gewaarschuwt
B
gewaarschuwd
C
gewaarschuwdt

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verweerder was er ook mee ............... , dat het voetpad achter het doel druk werd gebruikt.
A
bekend
B
bekendt
C
bekent

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Over het Nederlandse omgevingsrecht
.............. veel geklaagd.
A
word
B
wordt

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
verhuist
B
verhuisd

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat valt  je op? (tussen links en rechts)
je/ jij loopt naar huis      
loop je/ jij naar huis? 
je/ jij schrijft   
schrijf je/ jij
 je/ jij vindt 
vind je/ jij
 je/ jij wordt   
word je/ jij

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

je / jij 
Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd 
altijd ik-vorm + t 
jij loop

Behalve als je/ jij erachter staat. 
loop  je / jij

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In opdracht van het college ............. jij het bezwaarschrift van mevrouw Dijksterhuis.
A
beantwoord
B
beantwoordt
C
beantwoort

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

............... je vader niet boos als je voor moet komen?
A
Word
B
Wordt
C
Wort

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel een vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Reflectie
Wat heb ik geleerd in deze les?

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Reflectie
Wat ga ik nog oefenen voor de toets?

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedankt!!
Bereid de volgende les goed voor!
Tot volgende week

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies