Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Taal: Thema 6 herhaling week 1-3
Taal Groep 6
herhaling: week 1
1 / 36
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Taal
Basisschool
Groep 6
In deze les zitten
36 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Taal Groep 6
herhaling: week 1
Slide 1 - Tekstslide
Afleiding
=
woord met voorvoegsel of achtervoegsel
Slide 2 - Tekstslide
Welk woorden hebben een afleiding? (2)
Mijn ouders vinden mijn gestuntel grappig
Slide 3 - Open vraag
Welke 2 woorden hebben een afleiding?
Non-verbaal ben ik een klunsje.
Slide 4 - Open vraag
Welke 2 woorden hebben een afleiding?
Het gelach bevreest me dus niet.
Slide 5 - Open vraag
Welke 2 woorden hebben een afleiding?
Mijn vriendin noemt me sukkelig.
Slide 6 - Open vraag
Samengestelde of enkelvoudige zin
Een enkelvoudige zin heeft:
1 persoonsvorm en 1 onderwerp
Een samengestelde zin heeft:
2 persoonsvormen en 2 onderwerpen
Slide 7 - Tekstslide
1. We beginnen deze les met:
de persoonsvorm
test
Weet je nog hoe je de persoonsvorm kunt vinden?
(er zijn meerdere manieren om de pv te vinden,
maar de meest gebruikte manier is...
klik hier voor het antwoord:
Slide 8 - Tekstslide
Wat is de persoonsvorm (pv) in de volgende zin:
Het kind werkt thuis op LessonUp.
A
Het kind
B
werkt
C
thuis
D
op LessonUp
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de pv in de volgende zin:
Op school wordt er nu vergaderd.
A
Op school
B
wordt
C
nu
D
vergaderd
Slide 10 - Quizvraag
2. We gaan nu verder met:
het onderwerp
test
Het onderwerp kun je vinden door te vragen:
Voorbeeld:
De kinderen werken hard.
Vraag:
Wie/wat werken (hard)?
Onderwerp=
De kinderen
Slide 11 - Tekstslide
Wat is het onderwerp in deze zin:
Het meisje zit nu aan haar bureau.
A
Het meisje
B
zit
C
nu
D
aan haar bureau
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het onderwerp in deze zin:
Gaat de jongen vandaag naar school?
A
Gaat
B
de jongen
C
vandaag
D
naar school
Slide 13 - Quizvraag
3. We gaan nu verder met:
een enkelvoudige zin
test
Een enkelvoudige zin heeft 1 .... en 1...
Weet jij het antwoord?
Controleer hier je antwoord:
Slide 14 - Tekstslide
Klik op de 3
enkelvoudige zinnen.
A
Ik loop naar huis.
B
Mijn moeder is lief.
C
Ik viel, maar ik had geen pijn.
D
Papa laat een windje.
Slide 15 - Quizvraag
E
en samengestelde zin.
te
Een samengestelde zin bestaat uit twee enkelvoudige zinnen en heeft dus 2 ... en 2...
Weet jij het antwoord op deze vraag?
Controleer hier je antwoord
Slide 16 - Tekstslide
De twee zinnen in een samengestelde zin worden meestal verbonden met...
A
een werkwoord
B
een lidwoord
C
een voegwoord
D
een zelfstandig naamwoord
Slide 17 - Quizvraag
Hieronder staan 3 voegwoorden.
Kun jij de 3 voegwoorden vinden?
A
maar
B
want
C
omdat
D
denken
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de samengestelde zin?
A
Totdat de uitslag bekend is, kijken we televisie..
B
Gisteren ging ik naar de kermis in het centrum.
C
Ik het fietsenhok staan veel kapotte fietsen.
D
Hebben alle kinderen het verkeersexamen gehaald?
Slide 19 - Quizvraag
Welke zin is een samengestelde zin?
A
We gaan iets leuks doen volgende week.
B
Gisteren hebben we op de schaatsbaan geschaatst.
C
Zal ik mijn muts op mijn hoofd zetten?
D
Ik doe handschoenen aan, want het is koud.
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de samengestelde zin?
A
Vanuit mijn slaapkamerraam zie ik de maan.
B
Op de tafel staan twee borden met soep.
C
Zij willen het spel graag winnen.
D
De veerpont vaart niet, omdat het stormt.
Slide 21 - Quizvraag
Hoe zat het ook alweer?
De persoonsvorm met t, d, dt of niks?
Wie weet het nog?
Slide 22 - Tekstslide
Wat is de stam van worden?
A
wordt
B
worden
C
word
Slide 23 - Quizvraag
De stam van branden is...
A
brandt
B
brant
C
brand
D
brandd
Slide 24 - Quizvraag
Wat is de stam?
A
Het hele werkwoord
B
Het voltooid deelwoord
C
De jij-vorm
D
De ik-vorm
Slide 25 - Quizvraag
Waar is de persoonsvorm goed?
Het ..............al de hele dag. (branden)
A
brand
B
brandt
C
brant
D
brande
Slide 26 - Quizvraag
Waar is de persoonsvorm goed?
Marc .............altijd gewoon met 'dag oma'. (antwoorden)
A
antwoordt
B
antwoord
C
antwoorde
D
antwoort
Slide 27 - Quizvraag
Waar is de persoonsvorm goed?
.................je dat een goed idee? (vinden)
A
vindt
B
vind
C
vinde
D
vint
Slide 28 - Quizvraag
Aanhalingstekens
Wat zijn aanhalingstekens en wanneer gebruik je ze?
Aanhalingstekens zijn leestekens.
Je gebruikt aanhalingstekens als je precies opschrijft wat iemand zegt.
'Dat had je niet moeten doen!'
Slide 29 - Tekstslide
Waar staan de aanhalingstekens goed?
A
Het sneeuwt heel hard! 'zei de juf.'
B
'Het sneeuwt heel hard!' zei de juf.
C
'Het sneeuwt" heel hard! zei de juf.'
Slide 30 - Quizvraag
Bij welke zin zijn de
aanhalingstekens goed?
A
'De bakker zegt Zo, dat was het voor vandaag.'
B
'De bakker zegt': Zo, dat was het voor vandaag.
C
De bakker zegt: 'Zo, dat was het voor vandaag.'
D
De bakker zegt Zo, dat was het voor vandaag.
Slide 31 - Quizvraag
Aanhalingstekens.
Waar zijn ze goed gebruikt?
A
Amina vroeg: "Wanneer gaan we naar de dierentuin?"
B
"Amina vroeg: Wanneer gaan we naar de dierentuin?
C
Amina vroeg: Wanneer gaan we naar'de dierentuin"?
Slide 32 - Quizvraag
Waar staan de aanhalingstekens in het citaat goed?
A
Ik zei: 'Ik heb geen zin.'
B
Ik: "zei Ik heb geen zin.'
C
'Ik zei': Ik heb geen zin.
Slide 33 - Quizvraag
In welke zin staan de aanhalingstekens op de goede plek?
A
De vader van Ilse zei: 'Dat is onzin'
B
De vader van Ilse zei: Dat is onzin
C
'De vader van Ilse zei: Dat is onzin'
D
De vader van 'Ilse zei: dat is onzin'
Slide 34 - Quizvraag
In welke zin staan de aanhalingstekens op de goede plek?
A
'Goedemorgen buurman, zei' meneer De Vries.
B
'Goedemorgen' buurman, zei meneer De Vries.
C
'Goedemorgen buurman, zei meneer De Vries.'
D
'Goedemorgen buurman', zei meneer De Vries.
Slide 35 - Quizvraag
Klaar
Slide 36 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
5. Thema 6 herhaling
April 2024
- Les met
31 slides
Taal
Basisschool
Groep 5,6
H5 Spelling - pv samengestelde zinnen + hh hoofdletters
Maart 2023
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Deel 2 week 15 - les 3 - H5 Spelling - pv samengestelde zinnen
April 2023
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Hoofdstuk 5, spelling werkwoorden
Mei 2023
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
2 hv H5 Spelling
Mei 2020
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
§ 11 pv in samengestelde zin
Oktober 2024
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
herhalen thema 6
Maart 2023
- Les met
14 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
Lj 2 - Week 47 les 21 (23/11)
Maart 2024
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2