hoofdletters en leestekens

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Gt les Hoofdletters en leestekens

Slide 2 - Tekstslide

als je zinnen opschrijft is het handig dat je daarbij let op hoe je die zinnen opschrijft het is erg handig om hoofdletters en leestekens te gebruiken doe je dat niet krijg je zinnen en teksten die moeilijker te lezen zijn je moet de hele tijd gaan puzzelen waar een zin begint en ophoudt en waar bijvoorbeeld namen staan als je deze tekst leest zul je dat wel begrijpen daarom gaan we vandaag kijken hoe je dat moet doen

Slide 3 - Tekstslide

Maar hoe moet dat dan? 

Slide 4 - Tekstslide

Zinnen...
beginnen met een hoofdletter
eindigen met een punt (of vraagteken of uitroepteken)              . ? !

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Welke zin is helemaal goed?
A
een vrouw kocht op de markt een lekkere vis
B
een vrouw kocht op de markt een lekkere vis.
C
Een vrouw kocht op de markt een lekkere vis.
D
Een Vrouw, kocht op de markt een lekkere vis

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf de tekst over en zet hoofdletters en punten.

op een avond klopte een buurman bij hodja aan deze man kletste heel veel

Slide 10 - Open vraag

De juiste tekst
Op een avond klopte een buurman bij Hodja aan. Deze man kletste heel veel  

Slide 11 - Tekstslide

Schrijf over en zet de hoofdletters en punten.

maria en jan gingen maandag met hun kind wandelen het regende hard

Slide 12 - Open vraag

Maria en Jan gingen maandag met hun kind wandelen. Het regende hard.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Dus..... hoofdletters

  • Begin van de zin;
en... bij
  • Namen van personen;
  • Aardrijkskundige namen (en afleidingen daarvan);
  • Namen van bedrijven, organisaties en merken. 
  • Feestdagen

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Achter welke zin hoort een ?
A
Jan komt straks eten
B
Komt Jan straks eten
C
We gaan straks eten
D
Wanneer gaan we eten

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

In welke zin staat het uitroepteken NIET goed?
A
Jan, eten komen!
B
Hou je mond!!!
C
Schiet eens een beetje op!
D
Vanmiddag! Gaan we naar de winkel!

Slide 20 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
Maria, we gaan zo eten. Kom je?
B
Maria we gaan zo eten kom je?
C
Maria? We gaan zo eten, kom je.
D
Maria we gaan. Zo eten kom je?

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Schrijf de zin over met hoofdletters, komma's en punten op de juiste plek.
karin bas mohamed en saida gaan wandelen winkelen en lekker eten

Slide 23 - Open vraag

Karin, BasMohamed en Saida gaan wandelen, winkelen en lekker eten.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

als je zinnen opschrijft is het handig dat je daarbij let op hoe je die zinnen opschrijft het is erg handig om hoofdletters en leestekens te gebruiken doe je dat niet krijg je zinnen en teksten die moeilijker te lezen zijn je moet de hele tijd gaan puzzelen waar een zin begint en ophoudt en waar bijvoorbeeld namen staan als je deze tekst leest zul je dat wel begrijpen daarom gaan we vandaag kijken hoe je dat moet doen

Slide 26 - Tekstslide

Begin- en eindpunt van zinnen
Als je zinnen opschrijft is het handig dat je daarbij let op hoe je die zinnen opschrijft. Het is erg handig om hoofdletters en leestekens te gebruiken. Doe je dat niet krijg je zinnen en teksten die moeilijker te lezen zijn. Je moet de hele tijd gaan puzzelen waar een zin begint en ophoudt en waar bijvoorbeeld namen staan. Als je deze tekst leest zul je dat wel begrijpen. Daarom gaan we vandaag kijken hoe je dat moet doen.

Slide 27 - Tekstslide

Leespauzes
  • Aangeven met een komma.

  • Wanneer?
    - Altijd bij een opsomming (Eva, Jens, Vincent en Jasper).
    - Tussen 2 zinnen die samen in 1 zin staan (let op persoonsvorm)
        (Gisteren hadden we vrij, vandaag hebben we school.) 
    - Voor een voegwoord.
        (Deze telefoon is duur, maar die is nog duurder.)
LET OP:
GEEN komma voor 'en'.

Slide 28 - Tekstslide

Komma's erbij
Als je zinnen opschrijft, is het handig dat je daarbij let op hoe je die zinnen opschrijft. Het is erg handig om hoofdletters en leestekens te gebruiken. Doe je dat niet, krijg je zinnen en teksten die moeilijker te lezen zijn. Je moet de hele tijd gaan puzzelen waar een zin begint en ophoudt en waar bijvoorbeeld namen staan. Als je deze tekst leest, zul je dat wel begrijpen. Daarom gaan we vandaag kijken hoe je dat moet doen.

Slide 29 - Tekstslide

Vraag- en uitroepteken
Niet altijd punt aan einde:
  • Vraagteken bij vraag.            ?

  • Uitroepteken bij benadrukken zin.             !

Slide 30 - Tekstslide

Altijd maar 1 ? of !

Slide 31 - Tekstslide

hallo hoe gaat het met jou goed en met jou met mij gaat het ook goed op welke dag zullen we afspreken of hebben we al een afspraak nee ik geloof het niet is maandag goed maandag is goed

Slide 32 - Tekstslide

Schrijf de tekst van de vorige slide op met leestekens en hoofdletters. Maak een foto en plaats hem hier

Slide 33 - Open vraag

De tekst. 
"Hallo, hoe gaat het met jou?"
"Goed, en met jou? "
"Met mij gaat het ook goed. "
""Op welke dag zullen we afspreken, of hebben we al een afspraak? "
"Nee, ik geloof het niet. "
"Is maandag goed ? "
"Maandag is goed."

Slide 34 - Tekstslide

De tekst. 
Hallo, hoe gaat het met jou?
Goed, en met jou? 
Met mij gaat het ook goed. 
Op welke dag zullen we afspreken, of hebben we al een afspraak? 
Nee, ik geloof het niet. 
Is maandag goed ? 
Maandag is goed.

Slide 35 - Tekstslide

Hoe was deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll