Betekenis van uitkomst discriminant (ligging van een parabool ten opzichte van de x-as)
Drie manieren voor het oplossen van vergelijkingen
Zelf een vergelijking opstellen
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
<
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
<
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
<
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Geef in een schets de ligging aan van de parabool
ten opzichte van de x-as.
D=(−3)2−4⋅2⋅−1=17
y=2x2−3x−1
Slide 11 - Tekstslide
Geef in een schets de ligging aan van de parabool
ten opzichte van de x-as.
a = 2, b = –3 en c = –1
D= 17 dus D>0 betekent 2 snijpunten. a=2 is een postitief getal dus een dalparabool
D=(−3)2−4⋅2⋅−1=17
y=2x2−3x−1
Slide 12 - Tekstslide
Geef in een schets de ligging aan van de parabool
ten opzichte van de x-as.
a = 2, b = –3 en c = –1
D= 17 dus D>0 betekent 2 snijpunten. a=2 is een postitief getal dus een dalparabool
D=(−3)2−4⋅2⋅−1=17
y=2x2−3x−1
Slide 13 - Tekstslide
Geef in een schets de ligging aan van de parabool
ten opzichte van de x-as.
a = 2, b = –3 en c = –1
D= 17 dus D>0 betekent 2 snijpunten. a=2 is een postitief getal dus een dalparabool
D=(−3)2−4⋅2⋅−1=17
y=2x2−3x−1
Slide 14 - Tekstslide
Geef in een schets de ligging aan van de parabool
ten opzichte van de x-as.
a = 2, b = –3 en c = –1
D= 17 dus D>0 betekent 2 snijpunten. a=2 is een postitief getal dus een dalparabool
D=(−3)2−4⋅2⋅−1=17
y=2x2−3x−1
Slide 15 - Tekstslide
Geef in een schets de ligging aan van de parabool
ten opzichte van de x-as.
a = 2, b = –3 en c = –1
D= 17 dus D>0 betekent 2 snijpunten. a=2 is een postitief getal dus een dalparabool
D=(−3)2−4⋅2⋅−1=17
y=2x2−3x−1
Slide 16 - Tekstslide
Nog even herhalen
Slide 17 - Tekstslide
Sleep de antwoorden naar de juiste plek in de zinnen.
Als D>0 (positief) dan heb je ... oplossing(en)
Als D=0 dan heb je ... oplossing(en)
Als D<0 (negatief) dan heb je ... oplossing(en)
2
1
0
Slide 18 - Sleepvraag
D<0
a= 4
D>0
a=3
D=0
a=-3
D>0
a=-4
Slide 19 - Sleepvraag
We hebben 3 methoden geleerd om een vergelijking op te lossen
Ontbinden in factoren
Met de abc-formule
We gaan ze alle drie bekijken
x2=c
Slide 20 - Tekstslide
Methode 1
Slide 21 - Tekstslide
Methode 1
Slide 22 - Tekstslide
Methode 2
Slide 23 - Tekstslide
Methode 2
Slide 24 - Tekstslide
Methode 3
Slide 25 - Tekstslide
VOORBEELD 1
Note: In de volgende voorbeelden zijn eventuele breuken al weggewerkt en is de vergelijking al vereenvoudigd.
Slide 26 - Tekstslide
Aanpak:
We gaan samen wat voorbeelden bekijken, doe goed mee zodat je dit straks ook alleen kan.
Slide 27 - Tekstslide
Los op , geef je antwoord in 2 decimalen
x2−6=0
Ja, ik kan de vergelijking schrijven als
x2=6
Slide 28 - Tekstslide
Los op , geef je antwoord in 2 decimalen
x2−6=0
Ja, ik kan de vergelijking schrijven als
x2=6
Slide 29 - Tekstslide
Los op , geef je antwoord in 2 decimalen
x2−6=0
x2=6
√
√
x=√6
x=−√6
v
x2−6=0
+6 +6
x=2,45
v
x=−2,45
Slide 30 - Tekstslide
VOORBEELD 2
Slide 31 - Tekstslide
Los op
x2+6x=7
Nee, ik kan de vergelijking niet schrijven als
x2=c
Slide 32 - Tekstslide
Los op
x2+6x=7
Eerst de vergelijking "goed" schrijven
x2+6x−7=0
Slide 33 - Tekstslide
Los op
x2+6x=7
Eerst de vergelijking "goed" schrijven
Ja, het lukt om te ontbinden
x2+6x−7=0
(x−1)(x+7)=0
x−1=0
x+7=0
v
x=1
v
x=−7
Slide 34 - Tekstslide
VOORBEELD 3
Slide 35 - Tekstslide
Los op , geef je antwoord in 2 decimalen
x2+6x=25
Nee, ik kan de vergelijking niet schrijven als
x2=c
Slide 36 - Tekstslide
Los op , geef je antwoord in 2 decimalen
x2+6x=25
Eerst de vergelijking "goed" schrijven
x2+6x−25=0
Slide 37 - Tekstslide
Los op , geef je antwoord in 2 decimalen
x2+6x=25
Eerst de vergelijking "goed" schrijven
Ontbinden in factoren lukt niet. Er zijn niet 2 getallen te vinden die als product -25 hebben en als som +6.
x2+6x−25=0
Slide 38 - Tekstslide
Los op , geef je antwoord in 2 decimalen
x2+6x=25
a=1 b=6 c=-25 D = 62 - 4 x 1 x -25 = 136 invullen in abc-formule geeft
x2+6x−25=0
x=2⋅1−6+√136=2,83
x=2⋅1−6−√136=−8,83
Slide 39 - Tekstslide
Los op , geef je antwoord in 2 decimalen
x2+6x=25
a=1 b=6 c=-25 D = 62 - 4 x 1 x -25 = 136 invullen in abc-formule geeft
x+6x−25=0
x=2⋅1−6+√136=2,83
x=2⋅1−6−√136=−8,83
Slide 40 - Tekstslide
Los op , geef je antwoord in 2 decimalen
x2+6x=25
a=1 b=6 c=-25 D = 62 - 4 x 1 x -25 = 136 invullen in abc-formule geeft
x2+6x−25=0
x=2⋅1−6+√136=2,83
x=2⋅1−6−√136=−8,83
Slide 41 - Tekstslide
Nu volgt een (sleep)vraag
Slide 42 - Tekstslide
Sleep de juiste oplosmethode naar de formules
x²+4=0
x²+4x=0
x²+4x+3=0
x²+4x-3=0
x2=c
abc-formule
Ontbinden in factoren (enkele haakjes)
Ontbinden in factoren (dubbele haakjes/som-product methode)
Slide 43 - Sleepvraag
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Tekstslide
Slide 46 - Tekstslide
Slide 47 - Tekstslide
Slide 48 - Tekstslide
Slide 49 - Tekstslide
Slide 50 - Tekstslide
Slide 51 - Tekstslide
Slide 52 - Tekstslide
Deze vergelijking kan je oplossen en dan een conclusie trekken uit de antwoorden die je hebt.
Slide 53 - Tekstslide
Heb je tijdens deze les echt geprobeerd de stof te begrijpen en vragen gesteld als je het niet snapte? Geef jezelf hiervoor een cijfer (klasgenoten krijgen niet te zien wat je invult)