Taalverzorging 1.6 Engelse werkwoorden (2)

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Je herhaalt werkwoordspelling:
  • Je spelt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct.
  • Je spelt de persoonsvorm in de verleden tijd juist.
  • Je spelt de persoonsvorm in de voltooide tijd juist.
  • In de afrondingsweek krijg je de TOETS WERKWOORDSPELLING

Nieuwe theorie
Verder oefenen met de nieuwe theorie: Taalverzorging 1.6 Engelse werkwoorden (2)

Slide 2 - Tekstslide

Herhalen - de beste manier van leren
Leren leren

Slide 3 - Tekstslide

Alles door elkaar

Vorige week ...... mijn broer en ik onze slaapkamers. (verven)
A
verven
B
verften
C
verfde
D
verfden

Slide 4 - Quizvraag

Alles door elkaar

Mijn vader .... de auto bij Aegon. (verzekeren)
A
verzeker
B
verzekert
C
verzekerd
D
verzekerdt

Slide 5 - Quizvraag

In welke zin is de persoonsvorm juist gespeld?
A
Hij verhuist volgende week naar Amsterdam.
B
Hij verhuisd volgende week naar Amsterdam.
C
Hij verhuisdt volgende week naar Amsterdam.
D
Hij verhuisde volgende week naar Amsterdam.

Slide 6 - Quizvraag

Alles door elkaar

De zon .... licht en warmte. (verspreiden)
A
verspreit
B
verspreid
C
verspreidt
D
versprijt

Slide 7 - Quizvraag

Alles door elkaar

Ik heb de afgelopen weken bijna niets........(verdienen).
A
verdient
B
verdiend
C
verdiendt

Slide 8 - Quizvraag

Alles door elkaar

Hij kreeg zijn ...... loon! (verdienen)
A
verdiende
B
verdiendde

Slide 9 - Quizvraag

Alles door elkaar

De ........ sleutels waren snel weer terecht. (vermissen)
A
vermiste
B
vermistte

Slide 10 - Quizvraag

Alles door elkaar

...... je broer ook zo gek van dat wachten? (Worden)
A
Word
B
Wordt

Slide 11 - Quizvraag

Alles door elkaar

...... je ook zo gek van dat wachten? (Worden)
A
Word
B
Wordt

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Engelse werkwoorden

Abi ....... vorig jaar elke maandag en woensdag (trainen)


A
train
B
traint
C
trainde
D
trainden

Slide 14 - Quizvraag

Engelse werkwoorden

Mijn vader ........ een auto van de zaak (leasen)
A
leas
B
lease
C
lease
D
leaset

Slide 15 - Quizvraag

Engelse werkwoorden

Suzanne ....... veel met haar vriend. (chatten)
A
chat
B
chatt
C
chatte
D
chattet

Slide 16 - Quizvraag

Engelse werkwoorden

Gisteren ....... de Russen de servers van de TU Eindhoven. (hacken)
A
hacktte
B
hackette
C
hackte
D
hackten

Slide 17 - Quizvraag

Engelse werkwoorden

Tot mijn schrik ....... ik mijn technisch verslag. (deleten)
A
delete
B
delette
C
deletet
D
deletete

Slide 18 - Quizvraag

Engelse werkwoorden

Hij ....... regelmatig zijn bestanden
A
savt
B
savet
C
safe
D
safet

Slide 19 - Quizvraag

Aan de slag!

Slide 20 - Tekstslide