3.7 Grammatica

3.7 Grammatica
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.7 Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

3.7 Grammatica leerdoel
In deze paragraaf leer je:
woordsoorten benoemen.


Ga naar de LessonUp-app.
Zorg dat je met de volgende vraag mee kunt doen. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Noem zoveel mogelijk
woordsoorten.

Slide 3 - Woordweb

3.7 Grammatica leerdoel woordsoorten kunnen benoemen
  1. Lidwoord en zelfstandig naamwoord.
  2. Bijvoeglijk naamwoord.
  3. Werkwoord.
  4. Voorzetsel.
  5. Telwoord.
  6. Persoonlijk voornaamwoord.
  7. Bezittelijk voornaamwoord.

Slide 4 - Tekstslide

3.7 Grammatica leerdoel woordsoorten kunnen benoemen
Sluit nu je Chromebook.

Slide 5 - Tekstslide

Giraffen neuriën als de nacht valt
(1) Wetenschappers hebben ontdekt dat giraffen – met name in de nacht – een neuriënd geluid maken.
(2) De wetenschappers gingen aan de slag in drie dierentuinen. Zowel buiten als binnen werden overdag en ’s nachts opnames gemaakt die de onderzoekers na afloop beluisterden en analyseerden.
(3) Uit het onderzoek blijkt dat de giraffen ‘neuriën’. De geluidjes die de giraffen maakten, duurden 0,41 tot 4,17 seconden. Hun geneurie had een frequentie die gemiddeld tussen de 92,1 en 25,78 hertz lag.
(4) Wat verder opviel, is dat de giraffen de geluiden met name ’s nachts maakten. ‘Zelfs verzorgers van de giraffen stelden dat ze de geluiden nog niet eerder gehoord hadden,’ schrijven de onderzoekers. Ze denken wel te kunnen verklaren waarom de giraffen met name ’s nachts geluiden maken. ‘Giraffen gebruiken mogelijk vaker geluiden zodra ze slechter zicht hebben.’
Bron: waarmaarraar.nl

1) Welke twee zelfstandige naamwoorden staan in de titel van de tekst?

2) Noteer de twee werkwoorden die in de titel staan.

3) Wat zijn de twee lidwoorden in alinea 1?

4) Welk bijvoeglijk naamwoord staat in alinea 1?

5) Noteer de twee voorzetsels en het telwoord in de zin: De wetenschappers gingen aan de slag in drie dierentuinen.

6) Welk bezittelijk voornaamwoord vind je in alinea 3?

7) Welk persoonlijk voornaamwoord staat drie keer in de laatste alinea?

Slide 6 - Tekstslide

                           uitleg 3.7 Grammatica leerdoel woordsoorten kunnen benoemen


Wanneer je zeker weet dat je de woordsoorten kent en weet hoe je ze herkent, dan ga je in stilte aan de slag met de opdrachten van paragraaf 3.7


Twijfel je, dan doe je geconcentreerd mee met de uitleg van de lesstof en de uitleg van de opdrachten.

Slide 7 - Tekstslide

      Lidwoord en zelfstandig naamwoord


De lidwoorden
zijn de, het en een. Ze staan voor een zelfstandig naamwoord.

Een zelfstandig naamwoord is een woord dat mensen, dieren of dingen aanduidt. Ook namen vallen hier onder.

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord


Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat een eigenschap of toestand van het zelfstandig naamwoord benoemt.

Vb:   De rode auto / de houten tafel / de oostelijke provincie

Slide 9 - Tekstslide

Werkwoord


Een werkwoord is een woord dat aangeeft wat je doet. Veel werkwoorden zijn makkelijk te herkennen. Ze geven heel duidelijk informatie over de activiteit die iemand aan het doen is.

Vb: eten, slapen, werken, rennen, denken, schrijven etc.....

Slide 10 - Tekstslide

Voorzetsel


Voorzetsels zijn woorden waarmee een plaats, tijd of relatie wordt aangegeven. Je  kan een voorzetsel in combinatie met een zelfstandig naamwoord gebruiken, maar ook met een voornaamwoord of werkwoord.

De meesten zullen ze nog herkennen als 'kastwoorden'
Vb: in, op, achter, na, gedurende, met etc.....

Slide 11 - Tekstslide

Telwoord


Telwoorden
zijn woorden die het aantal of (rang)nummer van iets aangeven. 

Vb: twee, zoveelste, tiende, veel, eerste, laatste, etc.....

Slide 12 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord &
Bezittelijk voornaamwoord


Persoonlijke voornaamwoorden
verwijzen naar levende wezens of zaken, zonder die verder bij de naam te noemen.

Een bezittelijk voornaamwoord is een woord dat een bezit aangeeft. Het vertelt van wie of wat iets is.  (gebruik mij/mijn als je twijfelt over de schrijfwijze jou/jouw en u / uw)

Slide 13 - Tekstslide

in stilte: Aan de slag
Maak nu opdracht 3 t/m 6

Ben je klaar? Dan ga je aan de slag met versterk jezelf -> woordsoorten benoemen -> het lidwoord t/m het werkwoord


timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

weten we het?


Om te checken of je het weet maak je de controle opdracht in bookwidgets
de link vind je in Classroom

Huiwerk: paragraaf 3.7 grammatica afmaken + leren de theorie die bij deze paragraaf hoort. 

Slide 15 - Tekstslide