Grammatica 3.5 (les 2)

Grammatica 3.7
Persoonlijk- en bezittelijk voornaamwoord,  woordsoorten
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 3.7
Persoonlijk- en bezittelijk voornaamwoord,  woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Gisteren
  • Instructie persoonlijk- en bezittelijk voornaamwoord en telwoorden.
  •  Begin gemaakt met de opdrachten van 3.7 
  • 3.7 opdracht 1 over de woordsoorten was lastig?

Slide 2 - Tekstslide

Woordsoorten benoemen
  • Je geeft elk woord in de zin een 'naam'
  • Je kan kiezen uit de volgende namen: werkwoord, zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel, voegwoord, persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord. 

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag 
  • Kort herhalen woordsoorten 
  • Kort herhalen persoonlijk- en bezittelijk voornaamwoord 
  • Opdracht 1, 3, 4 en 6 nog een keer maken (alleen de opdrachten waar je echt veel fouten had/het moeilijk vond.
  • Woordzoeker woorden 3.5 

Slide 4 - Tekstslide

Woordsoorten voorbeeld
  • Werkwoord (ww) - fietsen, lopen
  • Zelfstandig naamwoord (zn) - huis, stoel 
  • Lidwoord (lw) - de, het, een
  • Bijvoeglijk naamwoord (bn) - zegt iets over een zn (mooie, leuke, asociale)
  • Voorzetsel (vz) - kastwoorden (op, naast, over, met, onder)
  • Voegwoord (vw) - en, maar, want
  • Persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) - hij, hem, zij, haar
  • Bezittelijk voornaamwoord (bezit.vnw) - mijn, jouw, zijn 


Slide 5 - Tekstslide

Persoonlijk- en bezittelijk voornaamwoord
  • Persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, een groep personen,  voorwerpen, onzichtbare dingen. --> ik, hij, zij, het, wij, jullie, ons,

jou, ons, hen, mij, hem..........
  • Bezittelijk voornaamwoord verwijst naar een bezit. Er staat vaak een zn in de buurt. --> mijn fiets, jouw boek

Slide 6 - Tekstslide

Benoem de woordsoorten in de volgende zin

Een aandoenlijk vegetarisch stelletje wandelt hand in hand langs een bloemenkraampje en stopt bij de emmers met verse snijbloemen

Slide 7 - Tekstslide

Antwoord 

Slide 8 - Tekstslide

Maak opdracht 1,3,4 en 6 nog een keer 
De opdrachten die je moeilijk vond of die je niet goed had gemaakt, maak je nog een keer 

Slide 9 - Tekstslide

Woordzoeker 3.5
Welk woord hoort bij de omschrijving? Vul dit woord in en zoek het in de woordzoeker 

Slide 10 - Tekstslide