Hoe vind je de zinsdelen van een zin?
Zoek en onderstreep de
persoonsvorm. Dit is een apart zinsdeel!
Er | loopt | een zwarte kat door de tuin.
Probeer welke woorden je samen vóór de persoonsvorm kunt zetten.
Die woorden zijn samen een zinsdeel.
Er | loopt | een zwarte kat door de tuin.
Een zwarte kat | loopt | er | door de tuin.
Door de tuin | loopt | er | een zwarte kat.
Er kan altijd maar één zinsdeel voor de persoonsvorm staan!
De zwarte kat met witte sokjes van de buren | loopt | door de tuin.
De zwarte kat | loopt | met witte sokjes | door de tuin van de buren.