Klas 1 - Grammatica - persoonsvorm en zinsdelen

WELKOM

Bij Nederlands




1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

WELKOM

Bij Nederlands




Slide 1 - Tekstslide

10 min. lezen

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Cursus 5
§1 Persoonvorm en zinsdelen
Lezen: groene blokje blz. 204
Maken in de les: opdr. 1 t/m 7

Slide 3 - Tekstslide

Wat ga je leren vandaag?

  • Ik weet wat een persoonsvorm is en wat zinsdelen zijn.​
  • Ik weet wat de functie is van een persoonsvorm.​
  • ik kan de persoonsvorm en zinsdelen vinden in een zin.



Slide 4 - Tekstslide

De persoonsvorm
Meneer Bos ziet een eekhoorn in de boom
Meneer Bos zag een eekhoorn in de boom 

--> het woord dat verandert is de persoonsvorm van de zin

  • Geeft het getal aan (enkelvoud of meervoud)
  • Geeft de tijd aan (tegenwoordige of verleden tijd)

Slide 5 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?
  • De zin vragend te maken.
    Het eerste woord is de persoonsvorm.
Ik mag mijn jas aantrekken. --> Mag ik mijn jas aantrekken?

  • De zin in een andere tijd te zetten. 
    Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Ik mag mijn jas aantrekken. --> Ik mocht mijn jas aantrekken. 

  • Het getal van de zin veranderen. 
Maak van enkelvoud meervoud of andersom. 
Ik mag mijn jas aantrekken. --> Wij mogen onze jas aantrekken. 

Slide 6 - Tekstslide

Maken:
Opdr. 1-3 (over de persoonsvorm, blz. 205)

Slide 7 - Tekstslide

Zinsdelen
  • Je kunt zinnen opknippen in stukjes, dat zijn zinsdelen
  • Alles wat je vóór de persoonsvorm kan zetten is een zinsdeel. 



Slide 8 - Tekstslide

Hoe vind je de zinsdelen van een zin?
Zoek en onderstreep de persoonsvorm. Dit is een apart zinsdeel!​

Er | loopt | een zwarte kat door de tuin.​

Probeer welke woorden je samen vóór de persoonsvorm kunt zetten.​
Die woorden zijn samen een zinsdeel.​
Er | loopt | een zwarte kat door de tuin.​
Een zwarte kat | loopt | er | door de tuin.​
Door de tuin | loopt | er | een zwarte kat.​


Er kan altijd maar één zinsdeel voor de persoonsvorm staan!​
De zwarte kat met witte sokjes van de buren | loopt | door de tuin.​
De zwarte kat | loopt | met witte sokjes | door de tuin van de buren.










Slide 9 - Tekstslide

Maken:
Opdr. 4 en 5 (over zinsdelen, blz. 205)

Slide 10 - Tekstslide

Een persoonsvorm is altijd een:
A
werkwoord
B
persoon
C
levend wezen (mens, dier)
D
zelfstandig naamwoord

Slide 11 - Quizvraag

"De persoonsvorm heeft drie kenmerken."

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
A
De persoonsvorm
B
heeft
C
drie
D
kenmerken

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een zinsdeel?
A
een stukje informatie
B
kan uit één woord bestaan
C
kan uit meerdere woorden bestaan
D
het is een deel van een zin

Slide 13 - Quizvraag

ik / wil / naar huis
Alles wat voor de pv kan staan, is een zinsdeel. Wat is zeker een zinsdeel?
A
ik
B
naar huis
C
niets

Slide 14 - Quizvraag

Wat heb je geleerd vandaag?

  • Ik weet wat een persoonsvorm is en wat zinsdelen zijn.​
  • Ik weet wat de functie is van een persoonsvorm.​
  • ik kan de persoonsvorm en zinsdelen vinden in een zin.



Slide 15 - Tekstslide