In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Voorbereiding leestoets
Slide 1 - Tekstslide
Opfrissen: het onderwerp van een tekst is in enkele ... waar de tekst over gaat.
A
woorden
B
zinnen
C
bulletpoints
D
hersenspinsels
Slide 2 - Quizvraag
Inkomertje: lees tekst 1 die naast je ligt. Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 3 - Open vraag
In de tekst zie je het voorvoegsel 'inter' in het woord 'intercontinentaal'. 'Inter' komt uit het Latijn en betekent:
A
Onder
B
Via
C
Tussen
D
Niet
Slide 4 - Quizvraag
Bij een weerlegging...
A
Ontkracht de schrijver een argument
B
Noemt de schrijver een argument
Slide 5 - Quizvraag
'Diverse partijen pleiten voor het verhogen van defensie-uitgaven om de Nederlandse veiligheid te garanderen, mijns inziens leidt deze verhoging juist niet tot meer veiligheid, aangezien er een wapenwedloop op gang zal komen die juist een gevaarlijke situatie creëert.' Wat is hier de weerlegging?
A
Hogere uitgaven voor defensie leiden juist tot minder veiligheid
B
Defensie-uitgaven moeten omhoog
Slide 6 - Quizvraag
Wat is in tekst 2 de weerlegging?
A
Sociale media maken jongeren minder sociaal
B
Sociale media leiden juist tot nieuwe vormen van interactie
Slide 7 - Quizvraag
Lees tekst 3. Niet iedereen is het eens met de EU, tegenstanders van Europese samenwerking noemen onder andere het verlies van invloed voor lidstaten als tegenargument. De schrijver weerlegt dit. Noem het EERSTE WOORD van de ZIN waarin de weerlegging begint.
Slide 8 - Open vraag
Zie tekst 3. Wat zou 'monetair' kunnen betekenen? Kijk naar de context (de woorden eromheen).
Slide 9 - Open vraag
Zie tekst 3, wat zou 'soevereiniteit' kunnen betekenen? Leg uit in eigen woorden, kijk naar de context (of misschien ken je het Engelse woord).
Slide 10 - Open vraag
Wat zou 'deflatie' kunnen betekenen. Tip, bedenk wat het voorvoegsel 'de' betekent, en misschien ken je 'to inflate' uit het Engels.
A
Geld wordt meer waard want prijzen dalen.
B
Geld wordt minder waard want prijzen stijgen.
Slide 11 - Quizvraag
Stel je hebt als standpunt dat btw (belasting toegevoegde waarde) op groente en fruit naar 0% moet, met als argument dat dit goed is voor de volksgezondheid. Wat zou bij dit argument een subargument kunnen zijn?
A
Mensen gaan meer gezonde dingen kopen en eten.
B
De belastingdienst is het hier niet mee eens
C
Dit leidt tot een gezondere bevolking
D
Mensen gaan hierdoor meer bewegen
Slide 12 - Quizvraag
De hoofdgedachte van een tekst is
A
Hoe de schrijver op dit idee is gekomen
B
Wat de schrijver vindt over het onderwerp
Slide 13 - Quizvraag
Welke van onderstaande opties zou een correcte hoofdgedachte van een tekst kunnen zijn?
A
Vulkanen in Italie
B
De Duitse economie
C
Digitalisering van gezondheidszorg
D
Nederland heeft veel baat bij veilige zeeroutes.
Slide 14 - Quizvraag
Bekijk onderstaand schema, hier komt zo een vraag over.
Slide 15 - Tekstslide
Zojuist zag je een voorbeeld van...
A
Onderschikkende argumentatie
B
Nevengeschikte argumentatie
Slide 16 - Quizvraag
'Het percentage natuur in Nederland is afgenomen, daarom moeten we strikter natuurbeleid voeren'. Het eerste deel van deze zin is een...
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
C
weerlegging
D
samenzwering
Slide 17 - Quizvraag
Onderstaande signaalwoorden worden vaak gebruikt om een argument in te leiden. Welk signaalwoord wordt NIET gebruikt om een argument in te leiden.
A
Want
B
Immers
C
Namelijk
D
Tijdens
Slide 18 - Quizvraag
'Veel vet eten is niet goed voor je, dit leidt namelijk tot overgewicht en problemen voor je knieën'. Welk signaalwoord laat hier zien dat er een argument aankomt?
A
Problemen
B
Vet eten
C
Leidt
D
Namelijk
Slide 19 - Quizvraag
Bekijk het argumentatieschema over roken (zie je blaadje). A+B+C zijn verschillende argumenten voor de stelling en dus voorbeelden van ... argumentatie
A
nevenschikkende
B
onderschikkende
Slide 20 - Quizvraag
Zie het argumentatieschema over roken. Bedenk iets wat je bij C zou kunnen zetten.
Slide 21 - Open vraag
Zie het argumentatieschema over roken. Het punt over accijns is een ondersteuning van het argument 'het is duur'. 'De accijns zijn hoog' is dus een ... argument
A
onderschikkend
B
nevenschikkend
Slide 22 - Quizvraag
Zie het argumentatieschema. Bedenk iets wat je bij F zou kunnen zetten.
Slide 23 - Open vraag
Bij nevenschikkende argumentatie kun je ... tussen de verschillende argumenten zetten
A
Of
B
En
Slide 24 - Quizvraag
Als je in een argumentatieschema van boven naar onder leest kun je tussen de verschillende subargumenten het woordje ... lezen.
A
Tevens
B
Want
Slide 25 - Quizvraag
Bonusvraag: wat is de Nederlandse uitdrukking voor 'don't get me started'.