Vul deze termen in in onderstaande zinnen:
Argument, weerlegging, standpunt, subargument, tegenargument.
Zin 1:
..(1).., dus ..(2).., toch ..(3).., maar ..(4).. .
Zin 2:
..(1).., want ..(2).., bovendien ..(3), want ..(4).., daartegenover staat ..(5).., echter ..(6)..