Cursus 7-§3 Leenwoorden

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?

Na deze les weet je hoe je leenwoorden op de juiste manier kunt spellen


Slide 2 - Tekstslide

§7 Persoonsvorm-TT
Woorden die uit andere talen in het Nederlands zijn terechtgekomen, heten leenwoorden. Je hebt ze op allerlei gebieden, zoals sport (goal), eten (café), kleding (burka), uiterlijk (schmink), verkeer (airbag) en computers (printen).
De meeste woorden die we overnemen uit andere talen, worden in de loop van de tijd aangepast aan het Nederlandse spellingsysteem.

Slide 3 - Tekstslide

§7 Persoonsvorm-TT
Zo spel je Engelse leenwoorden

Een samenstelling van Engelse woorden schrijf je in het Nederlands als één woord: eyecatcher, multiplechoicevraag.

Als het rechter deel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken: back-up, stand-by.



Sommige combinaties worden gezien als een woordgroep. Dan schrijf je de delen los: compact disc, first lady.

Slide 4 - Tekstslide

§7 Persoonsvorm-TT
Zo spel je Franse leenwoorden

Veel Franse woorden schrijf je in het Nederlands zonder accenttekens: compote, hotel, ragout.
De accenten op de e blijven behouden als dat nodig is om de uitspraak aan te geven:
Soms schrijf je een accent aigu, zoals bij paté.
Soms schrijf je een accent grave, zoals bij crème.
Soms schrijf je accent circonflexe, zoals bij crêpe




Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 7 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

§7 Persoonsvorm-TT
Maken:
Cursus 7 Spelling
§ 3 blz. 252
opdracht 1 t/m 5

Moet je in het boek omcirkelen of onderstrepen, dan mag dit alleen met potlood! De rest zet je in je schrift!

Geen potlood bij je? Dan neem je het woord over in je schrift.

Slide 10 - Tekstslide

Cursus 7-§3 Leenwoorden

Slide 11 - Tekstslide