relatieve bijzin

vorige les?
1 / 15
volgende
Slide 1: Woordweb
NT2Hoger onderwijs

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

vorige les?

Slide 1 - Woordweb

Ze woont in het huis ___ op de hoek staat
A
die
B
dat

Slide 2 - Quizvraag

Ze woont in de villa ___ op de hoek staat
A
die
B
dat

Slide 3 - Quizvraag

Ze eten een dessert ___ vol suiker zit.
A
die
B
dat

Slide 4 - Quizvraag

We zien de man morgenvroeg ___ je opbelt.
A
die
B
dat

Slide 5 - Quizvraag

maak één zin van de 2 zinnen:
de bus rijdt naar het centrum.
de bus komt net voorbij

Slide 6 - Open vraag

De fritketel is een toestel ___ je fritjes kan bakken
A
waarop
B
waarmee
C
waarin

Slide 7 - Quizvraag

Maak 1 zin van deze 2 zinnen:
we zien de bus. je kijkt naar de bus

Slide 8 - Open vraag

Jij leest een boek. Ik ben in dat boek geïnteresseerd.

Slide 9 - Open vraag

Ik hou van die film. Men speelt die film nu op tv.

Slide 10 - Open vraag

Woordenschat "problemen in huis"

Slide 11 - Tekstslide

Welke vakman zoek ik?
"ik wil een nieuwe vloer in de keuken laten leggen"

Slide 12 - Open vraag

Welke vakman zoek ik?
"Ik wil een kraan laten vervangen"

Slide 13 - Open vraag

Welke vakman zoek ik?
"ik wil centrale verwarming laten installeren"

Slide 14 - Open vraag

Welke vakman zoek ik?
"ik wil meer stopcontacten laten plaatsen"

Slide 15 - Open vraag