3 mavo, All Right 3 GT - Unit 1 Grammar Recap

Grammar Recap
3 mavo
All Right 3-GT
Unit 1
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammar Recap
3 mavo
All Right 3-GT
Unit 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen:
Na deze les...
...weet je wat de present simple is en hoe je deze kan gebruiken om een zin te maken;
...weet je wat de present continuous is en hoe je deze kan gebruiken om een zin te maken;
...weet je wat Intensifiers, prepositons en comparisons zijn en hoe je deze kan gebruiken.
...

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Contents
The present: simple or continuous
Intensifiers
Prepositions
Comparisons

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The present
Om te praten over het heden (nu) kun je the present tense gebruiken.

In Unit 1 worden de Present Simple & Present Continuous daarvoor gebruikt.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

When do you use Present Simple?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

What signal words can you use for Present Simple?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
Als iets altijd, nooit, herhaaldelijk of regelmatig gebeurt, gebruik dan de Present Simple.

Daar horen de volgende signaalwoorden bij:
always, never, sometimes, every day.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
De vorm:
stam + s (bij he/she/it - shit-regel)

Voorbeeld:
He eats kebab every day.
I never work on Wednesday

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:
I ___ a carrot every Thursday night.
A
ate
B
eat
C
eats
D
eated

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
You ___ cars.
A
doesn't like
B
don't liked
C
don't like
D
doesn't liking

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:
___ they ___ skating every week?
A
do...go
B
did...go
C
does...go
D
do...goes

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous
Als iets nu bezig is of gebeurt, gebruik dan de Present Continuous.

Daar horen de volgende signaalwoorden bij: at the moment, right now

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous
De vorm:
am, are of is + werkwoord -ing

Voorbeeld:
I am teaching at the moment


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous:
Pick the present continuous.
A
We hadn't been there!
B
We weren't going to go there.
C
We have never been there.
D
We are never going to go there again!

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous:
Pick the present continuous.
A
We are eating lunch at the cafeteria.
B
They have eaten lunch at the cafeteria before.
C
She ate lunch at the cafeteria.
D
He has eaten lunch at the cafeteria.

Slide 15 - Quizvraag

Present continuous
1. aan te geven dat iets NU aan de gang is. Signaalwoorden zijn o.a: "now, at the moment, listen..." enz.
2. aan te geven dat je iets van plan bent. Meestal staat er bij wanneer je in de toekomst dat van plan bent.
3. irritatie aan te geven
Maak de present continuous door: vorm van 'to be' (am/is/are) + ww+ ing
Susanne is singing right now
Present Continuous:
Pick the present continuous.
A
She walks from the car park to the shopping centre.
B
She had been walking from the car park to the shopping centre.
C
She was walking from the car park to the shopping centre.
D
She is walking from the car park to the shopping centre.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous:
Pick the present continuous.
A
I am going to be waiting at the crossroads.
B
I was waiting at the crossroads.
C
I am waiting at the crossroads.
D
I will be waiting at the crossroads.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple / Continuous
Als iets altijd, nooit, herhaaldelijk of regelmatig gebeurt, gebruik dan de Present Simple

Als iets nu bezig is of gebeurt, gebruik dan de Present Continuous

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Why do you use intensifiers?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Intensifiers
Je gebruikt intensifiers om de betekenis van een ander woord te versterken.
Ze staan vaak direct voor de woorden waar ze iets over zeggen

He is angry
He is very angry
He is extremely angry
 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Intensifiers
Een aantal voorbeelden van intensifiers (p.56)
Absolutely
Deeply
Quite
Really


 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de intensifier?
My cat is so fast that I lost him.
A
Fast
B
So
C
Lost
D
Cat

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de intensifier?
You are absolutely right
How....?
A
You
B
Are
C
Absolutely
D
Right

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de intensifier?
John is very ill
How... ?
A
John
B
Is
C
Very
D
Ill

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What prepositions (voorzetsels) of place do you know?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions
Prepositions zijn voorzetsels. Prepositions geven aan waar iets of iemand is, zoals:
  • Above
  • Under
  • Between
  • Next to

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct preposition.
A
next to
B
between
C
under
D
behind

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct preposition.
A
in front of
B
on top of
C
next to
D
under

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct preposition.
A
next
B
through
C
between
D
behind

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct preposition.
A
near
B
through
C
behind
D
between

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct preposition.
A
in front of
B
near
C
through
D
behind

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct preposition.
A
through
B
under
C
next to
D
between

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Give an example of comparisons.

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul aan met de juiste vergelijking
bloody, ... , bloodiest .

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul aan met de juiste vergelijking
much, ... , most .

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul aan met de juiste vergelijking
The Netherlands is cold in the winter, Denmark is colder, but Iceland is ....

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Doelen:
Na deze les...
...weet je wat de present simple is en hoe je deze kan gebruiken om een zin te maken;
...weet je wat de present continuous is en hoe je deze kan gebruiken om een zin te maken;
...weet je wat Intensifiers, prepositons en comparisons zijn en hoe je deze kan gebruiken.
...

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies