Lesdoel: aan het eind van de les kunnen studenten verschillende instructievormen noemen en hier voorbeelden bij geven.
Slide 2 - Tekstslide
Je weet wat een instructievorm inhoudt en
je kunt verschillende instructievormen benoemen
.
Slide 3 - Tekstslide
Sturing
* Leerkrachtgestuurd
* Leerlinggestuurd
* Gedeelde sturing
De leerkracht bepaalt de doelen (de eisen), bakent de leerinhoud precies af, bepaalt de manier van leren, de taken én de tijd die de leerlingen daaraan mogen besteden.
De leerling kiest eigen doelen, leerinhouden en studietaken. Hij plant zelf en is beheerder van zijn eigen leertijd. Denk bv. aan een weektaak aangepast op de leerling (niveau en interesses) Er moet iets kunnen ontdekt worden.
De leerkracht zet op weg en volgt de leerling van ver of nabij, afhankelijk van de graad van taakzelfstandigheid van de leerling. De leerling wordt voor een probleem, vraag of onderzoek geplaatst.
Slide 4 - Tekstslide
Sturing
Overwegingen bij de keuze van sturing:
* School (visie, type, enz.)
* Inhoud * Leerlingen
* De leerkracht zelf (persoonlijke voorkeur, ervaring, enz)
Slide 5 - Tekstslide
Stelling:
Pas als de kinderen in mijn klas rustig zijn laat ik ze meer zelf mee bepalen.
Slide 6 - Tekstslide
Wie heeft ervaring met het werken met projecten binnen de BPV en met welk(e) project (en)?
Slide 7 - Open vraag
Werken in projecten
Hoeveel en hoe vaak verschilt sterk per school.
Dicht bij levensechte situaties.
Zorgt voor betrokkenheid.
Keuzes voor projecten afhankelijk van: Interesses, evenement, doelen.
Slide 8 - Tekstslide
Instructievormen
Wat is instructie? Een manier van uitleggen. Instructie voegt nieuwe informatie toe en verbindt deze met de kennis die de leerling al heeft.
Verschillende vormen van instructie:
1 uitleg 4 geprogrammeerde instructie
2 voordoen 5 leren van beelden
3 leestekst 6 zoeken
Slide 9 - Tekstslide
Waar hangt jouw keuze voor welke instructievorm je kiest van af ?
Slide 10 - Woordweb
Keuze voor instructievorm
Afhankelijk van:
Inhoud van de les.
De leerlingen waarmee je werkt.
Wat je wilt en kunt.
De mogelijkheden van de school.
Slide 11 - Tekstslide
Opdracht in groepen.
Iedere groep krijgt 1 instructievorm
en beantwoordt de vragen:
1. Vertel zo volledig mogelijk wat de instructievorm inhoudt.
2. Werk deze instructievorm met een concreet voorbeeld uit en presenteer dit aan de klas (je geeft dus een korte instructie in deze vorm over een zelfgekozen onderwerp aan de klas)
Belangrijk: gebruik hierbij de tips "ideaal gedrag" op blz. 49.
Slide 12 - Tekstslide
Kijkwijzer instructievaardigheden
Lees de instructievaardigheden (blz.47/48 in je boek) in 2-tallen door en wissel van gedachten met elkaar over :
Pas je dit veel toe in mijn bpv?
Zou je dit nog meer willen ontwikkelen?
Vind je dit een belangrijke vaardigheid? Waarom wel/niet?
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Lesdoelen:
-je kunt verschillende instructievormen benoemen.
-je hebt geoefend met coöperatieve en competitieve werkvormen.
-je weet wat een leerlingvolgsysteem en de functie hiervan inhoudt .
-je kunt een voorbeeld noemen van een leerlingvolgsysteem
-je kunt aangeven hoe je kunt evalueren en welke instrumenten je hiervoor kunt gebruiken.
Les 6 Lesdoelen voor vandaag:
- Je weet wat er bedoeld wordt met een coöperatieve,- en competitieve,- en individualistische werkvorm.
- Je hebt geoefend met één van deze didactische werkvormen bij het ontwerpen van een lesactiviteit.
Slide 16 - Tekstslide
Didactische werkvormen
Coöperatieve werkvormen
Competitieve werkvormen
Individualistische werkvormen.
Slide 17 - Tekstslide
Coöperatieve werkvormen
Verantwoordelijk voor eigen leren én voor leren van groepsgenoten.
Alleen succes als je samenwerkt.
(samenwerkingsvaardigheden als onderhandelen, taken verdelen, luisteren naar anderen)
Inhoudelijk doel - productevaluatie én
samenwerkingsdoel (=sociaal doel) - procesevaluatie. Voorbeelden op blz. 62
Slide 18 - Tekstslide
Competitieve werkvormen
Eigenlijk tegenovergestelde van coöperatieve werkvorm.
Leerlingen zijn elkaars concurrenten. Strijd om de beste prestaties.
Welke voordelen en nadelen van competitieve werkvormen zie jij?
Slide 20 - Open vraag
Individualistische werkvormen
Zelfstandig werken.
De eigen leerdoelen bepalen wat een leerling doet.
Ieder voor zich.
Voorbeeld: een kind werkt op eigen leerlijn.
Past bij adaptief onderwijs. (lesstof passend bij het niveau van het kind). Denk bv ook aan adaptieve online programma's voor bv rekenen.
Slide 21 - Tekstslide
De groep wordt verdeeld in 8 groepen van 2 of 3 studenten.......................
timer
1:00000
Slide 22 - Tekstslide
Opdracht Poster themales in 2/3 tallen
Iedere groep krijgt een thema toegewezen en een werkvorm d.m.v. rad van fortuin.
De opdracht:
1) Maak een mindmap : Waar denk je aan bij dit thema (denk aan je leeftijd /interesse van je doelgroep) (1/3 van je poster)
2) Kies 1 deelthema bijv. bij thema wonen; soorten huizen (gr1/2) wonen in andere landen (5/6). En bedenk allerlei activiteiten die je zou kunnen doen met dit deelthema. Houd hierbij jouw doelgroep in de gaten (1/3 van de poster)
3) Werk één van bovenstaande lessuggesties uit met de gekozen werkvorm om dit doel te behalen en omschrijf deze activiteit zo goed mogelijk in verschillende fasen. (1/3 van de poster)
Maak de poster zo aantrekkelijk dat een ander zin heeft om met dit thema aan de slag te gaan, omdat het bruist van ideeën en lessuggesties !