Toetsvoorbereiding 2 havo K 6/7

Übersetze: ik ben
1 / 24
volgende
Slide 1: Open vraag
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Übersetze: ik ben

Slide 1 - Open vraag

Übersetze: jullie zijn

Slide 2 - Open vraag

Übersetze: jij bent

Slide 3 - Open vraag

Übersetze: u heeft

Slide 4 - Open vraag

Zet het werkwoord 'spielen'bij de volgende pers. vnw in de juiste vorm: ik, jij, jullie

Slide 5 - Open vraag

Zet het werkwoord 'reden' bij de volgende pers. vnw in de juiste vorm: jij, zij (ev), u

Slide 6 - Open vraag

Zet het werkwoord 'antworten' bij de volgende pers. vnw in de juiste vorm: ik, men, jullie

Slide 7 - Open vraag

Welches Wort passt nicht?
reiten, ins Kino gehen, Klavier spielen, Sport machen
A
reiten
B
ins Kino gehen
C
Klavier spielen
D
Spass machen

Slide 8 - Quizvraag

Die Mehrzahl von das Klavier ist:
A
die Klavieren
B
die Klaviers
C
die Klavieres
D
die Klaviere

Slide 9 - Quizvraag

Die Mehrzahl von: der Stuhl
A
die Stühle
B
der Stühle
C
die Stuhle
D
die Stuhlen

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent Nominativ en Akkusativ (in de juiste volgorde)?
A
lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp
B
meewerkend voorwerp en onderwerp
C
onderwerp en meewerkend voorwerp
D
onderwerp en lijdend voorwerp

Slide 11 - Quizvraag

In de Duitse taal kan de lijdende vorm o.a. ontstaan door voorzetsels. Welke zijn dit?
A
mit, nach, für, ohne, um, bis
B
durch, für, ohne, um, bis, gegen
C
um, bis, gegen, vor, zu, in
D
mit, nach, vor, zu, auf, ohne

Slide 12 - Quizvraag

Die Mehrzahl von 'die Stadt' ist
A
die Stadte
B
die Stadten
C
die Städte
D
die Städten

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de lijdende vorm van jij?
A
dich
B
mich
C
du
D
uns

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de lijdende vorm van hem?
A
er
B
ihn
C
sie
D
ihr

Slide 15 - Quizvraag

Übersetze: zonder jullie

Slide 16 - Open vraag

Übersetze: voor mij

Slide 17 - Open vraag

Übersetze: tegen ons

Slide 18 - Open vraag

Übersetze: tot

Slide 19 - Open vraag

Übersetze: door jou

Slide 20 - Open vraag

Was findest du? Deutsch
A
ist blöd/langweilig
B
ist einfach
C
gefällt mir/ist toll
D
ist schwierig

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide