Werkwoordspelling les 7: herhaling voltooid en onvoltooid deelwoord

Werkwoordspelling
Nederlands
werkwoordspelling

Les 7: Herhaling
voltooid deelwoord
onvoltooid deelwoord
werkwoordsvorm benoemen

VWO 2
 P1 2023-2024
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
Nederlands
werkwoordspelling

Les 7: Herhaling
voltooid deelwoord
onvoltooid deelwoord
werkwoordsvorm benoemen

VWO 2
 P1 2023-2024

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les ...
... heb je nog een keer geoefend met:

  • de persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • de persoonsvorm verleden tijd
  • het onderwerp
  • het benoemen van de werkwoordsvorm


Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van deze les ...
... heb je nog een keer geoefend met: 

  • (de persoonsvorm t.t. en v.t.)
  • het voltooid deelwoord
  • het onvoltooid deelwoord
  • het benoemen van de werkwoordsvormen

Slide 3 - Tekstslide

Hoe gaan we te werk?
Je doorloopt zelfstandig deze les.

  1. Je beantwoordt eerst een aantal vragen over de theorie. 
  2. Daarna maak je in 10 zinnen een voltooid deelwoord van een werkwoord.
  3. Dan maak je in 10 zinnen een onvoltooid deelwoord van een werkwoord.
  4. Vervolgens maak je in 10 zinnen een onvoltooid of een voltooid deelwoord van een werkwoord.
  5. Tot slot noteer je in 10 zinnen de goede vorm van het werkwoord en benoem je de werkwoordsvorm.

Aan alle opdrachten gaat een slide vooraf met daarop de uitleg.

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling:

1. Wat heeft een voltooid deelwoord altijd bij zich?

Slide 5 - Open vraag

Herhaling:

2. Welke regel gebruik je bij de spelling van het voltooid deelwoord?

Slide 6 - Open vraag

Herhaling:

3. Waaruit bestaat het onvoltooid deelwoord?

Slide 7 - Open vraag

Opdracht voltooid deelwoord


Maak van de werkwoorden die achter de zin tussen haakjes staan een voltooid deelwoord.


Slide 8 - Tekstslide

Maak een voltooid deelwoord van het werkwoord.

1. Marieke had zich echt wel …. (haasten)

Slide 9 - Open vraag

Maak een voltooid deelwoord van het werkwoord.

2. Waarom zou Erik deze rommelige camping … hebben? (promoten)

Slide 10 - Open vraag

Maak een voltooid deelwoord van het werkwoord.

3. Jacco heeft jarenlang zijn foto’s zelf …. (ontwikkelen)

Slide 11 - Open vraag

Maak een voltooid deelwoord van het werkwoord.

4. Door de natte bladeren is de auto …. (slippen)

Slide 12 - Open vraag

Maak een voltooid deelwoord van het werkwoord.

5. Heb je de afspraak echt …? (annuleren)

Slide 13 - Open vraag

Maak een voltooid deelwoord van het werkwoord.

6. De oude man was nog nooit …. (verhuizen)

Slide 14 - Open vraag

Maak een voltooid deelwoord van het werkwoord.

7. Els had nog nooit …, maar ’t lukte aardig. (lassen)

Slide 15 - Open vraag

Maak een voltooid deelwoord van het werkwoord.

8. Hij heeft lang …, maar is ten slotte gegaan. (dubben)

Slide 16 - Open vraag

Maak een voltooid deelwoord van het werkwoord.

9. Hij had het laatste stuk …, maar kwam toch te laat. (racen)

Slide 17 - Open vraag

Maak een voltooid deelwoord van het werkwoord.

10. In deze steeg wordt elke avond wel iemand …. (beroven)

Slide 18 - Open vraag

Opdracht onvoltooid deelwoord


Maak van de werkwoorden die achter de zin tussen haakjes staan een onvoltooid deelwoord.


Slide 19 - Tekstslide

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

1. Niets ... ging hij op pad. (vermoeden)

Slide 20 - Open vraag

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

2. ... gingen ze naar huis. (strompelen)

Slide 21 - Open vraag

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

3. Hij vertrok, nog over zichzelf ... . (nadenken)

Slide 22 - Open vraag

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

4. ... smeekte hij om genade. (kermen)

Slide 23 - Open vraag

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

5. ... van blijdschap, kwam hij naar me toe. (huppelen)

Slide 24 - Open vraag

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

6. Ik vind het ... . (storen)

Slide 25 - Open vraag

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

7. ... op de gebeurtenissen, kunnen we tevreden zijn. (terugkijken)

Slide 26 - Open vraag

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

8. Hij bereikte al ... de kust van Engeland. (zwemmen)

Slide 27 - Open vraag

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

9. ... aan een tak, riep hij om hulp. (hangen)

Slide 28 - Open vraag

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

10. ... water heeft een temperatuur van 100 graden. (koken)

Slide 29 - Open vraag

Opdracht voltooid deelwoord en onvoltooid deelwoord


Maak van de werkwoorden die achter de zin tussen haakjes staan een voltooid deelwoord of een onvoltooid deelwoord.


Slide 30 - Tekstslide

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
1. De leerlingen liepen al ... door de gangen. (babbelen)

Slide 31 - Open vraag

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
2. Ik liep ... van de kou naar huis. (rillen)

Slide 32 - Open vraag

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
3. Het bedrijf werd ... . (reorganiseren)

Slide 33 - Open vraag

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
4. De kinderen kwamen ... binnen. (fluisteren)

Slide 34 - Open vraag

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
5. ... bereikten ze hun hotel. (fietsen)

Slide 35 - Open vraag

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
6. Wanneer zijn jullie eigenlijk ... ? (verhuizen)

Slide 36 - Open vraag

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
7. Ik was echt ... ,toen je dat zei. (verbazen)

Slide 37 - Open vraag

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
8. Na de hete middag, was het gras in onze tuin volledig ... . (verschroeien)

Slide 38 - Open vraag

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
9. ... vertrokken de kinderen op ski-vakantie. (zwaaien)

Slide 39 - Open vraag

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
10. Nadat het ... had, begon de zon weer te schijnen. (regenen)

Slide 40 - Open vraag

Opdracht persoonsvorm tt, persoonsvorm vt, voltooid deelwoord en onvoltooid deelwoord

Schrijf de werkwoorden die tussen haakjes staan, in de goede vorm op.
Benoem daarna de werkwoordsvorm. Je kunt kiezen uit:
  • persoonsvorm t.t.
  • persoonsvorm v.t.
  • voltooid deelwoord
  • onvolooid deelwoord



Slide 41 - Tekstslide

Noteer de goede vorm van het werkwoord en benoem de vorm.
1. Wanneer het een paar weken droog is, ... het gras op deze zandgronden. (verdorren)

Slide 42 - Open vraag

Noteer de goede vorm van het werkwoord en benoem de vorm.
2. Na de vergadering wordt bekend gemaakt wie voor de functie wordt ... . (benoemen)

Slide 43 - Open vraag

Noteer de goede vorm van het werkwoord en benoem de vorm.
3. Ik heb een brief ... . (ontvangen)

Slide 44 - Open vraag

Noteer de goede vorm van het werkwoord en benoem de vorm.
4. Nauwelijks is de brandweer gewaarschuwd, of de eerste spuit ... zich naar de brand. (spoeden)

Slide 45 - Open vraag

Noteer de goede vorm van het werkwoord en benoem de vorm.
5. ... over zijn kin, dacht hij na over de moeilijke vraag. (wrijven)

Slide 46 - Open vraag

Noteer de goede vorm van het werkwoord en benoem de vorm.
6. Vroeger ... ik geen aardbeien, maar nu ben ik er dol op. (lusten)

Slide 47 - Open vraag

Noteer de goede vorm van het werkwoord en benoem de vorm.
7. Na het kappen van al die bomen … de gemeente de eigenaar tot herbeplanting. (verplichten)

Slide 48 - Open vraag

Noteer de goede vorm van het werkwoord en benoem de vorm.
8. Nadat we een paar uurtjes gefietst hadden, … we een poosje uit. (uitrusten)

Slide 49 - Open vraag

Noteer de goede vorm van het werkwoord en benoem de vorm.
9. Ratten … men op grote schaal, maar het resultaat is nog niet groot. (vergiftigen)

Slide 50 - Open vraag

Noteer de goede vorm van het werkwoord en benoem de vorm.
10. Ik ben vandaag ... naar school gegaan. (rennen)

Slide 51 - Open vraag

Tot slot: Hoe ging het?
In welk onderdeel heb je nog oefening nodig?
(voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord, werkwoorden benoemen)

Slide 52 - Open vraag