Spanning is de erergie die de electronen van de spanningsbron mee krijgen
Electronen leveren de energie af bij de aparaten/lampjes
Hoe meer energie per electron hoe hoger de spanning
Slide 4 - Tekstslide
§4.1
Spanning = U meet je in Volt = V
Stroomsterkte = meet je in ampere = A
Spanning uit stopcontact/lichtnet = 230V in NL
I
Slide 5 - Tekstslide
Filmpje
Slide 6 - Tekstslide
Elektrisch vermogen
Energie die een lampje/apparaat per seconde verbruikt
Dus hoe groter het vermogen hoe meer energie een apparaat per seconde verbruikt
Vermogen = P in Watt= W
Slide 7 - Tekstslide
Elektrisch vermogen
Grootheid
afkorting
eenheid
afkorting
Stroomsterkte
Ampere
A
Spanning
U
Volt
V
Vermogen
P
Watt
W
P=U⋅I
I
Slide 8 - Tekstslide
Oefensom
Van een waterkoker is het plaatje waarop staat hoeveel vermogen het apparaat heeft niet meer te lezen. De waterkoker zit aangesloten op het lichtnet (230V) en heeft een stroomsterkte van 7,7 ampere. Bereken het vermogen.