HS 3, schrijven, bk2b, 12-04

Welkom!
Wat heb je vandaag nodig?
Je boek voor Nederlands, een schrift en een pen.

Waar gaan we mee aan de slag?
Schrijven H6 (blz. 286)



1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Wat heb je vandaag nodig?
Je boek voor Nederlands, een schrift en een pen.

Waar gaan we mee aan de slag?
Schrijven H6 (blz. 286)



Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Uitleg opdrachten schrijven
- Aan de slag!


Waarom? Jullie krijgen binnenkort een opdracht waarbij je een brief moet schrijven voor een cijfer. Om je daar op voor te bereiden, maken we deze opdrachten. 

Slide 2 - Tekstslide

Schrijven, wat is belangrijk?

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag gaan jullie maken:
opdracht 1 en 2 blz. 286

Jullie gaan serieus aan de slag met deze twee opdrachten. Na de les wil ik dat je een foto stuurt van wat je hebt gemaakt via een berichtje in teams!

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 1 (blz. 286)
Je gaat op zoek naar een interessant museum waar we na de lockdown naar toe zouden kunnen als klassenuitje.

1. Je bent op zoek naar een interessant museum voor jongeren, op welke termen ga je googelen?
2.  Bekijk de websites van een aantal musea. Welk museum lijkt jou het meest geschikt? Noteer welk museum en waarom je dit vindt.
3.  Je hebt je favoriete museum gevonden, hoera! Je moet wel weten wat er in dit museum te beleven is. Bij opdracht 1 vraag 3 (blz. 286) staan zes vragen, beantwoord deze vragen met behulp van de website. 





timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 2 (blz. 287)
Je gaat een nette brief schrijven aan je mentor waarin je informatie geeft over het museum dat jij hebt gekozen.

1. Neem het schrijfplan over en de vul relevante informatie van jouw gekozen museum in.

Bijvoorbeeld:
Onderwerp: Uitje naar Verzetsmuseum
Tekstdoel: informeren
Publiek: alle leeftijden
Hoofdgedachte: Het verzetsmuseum is een geschikt uitje om met de klas te bezoeken

Slide 6 - Tekstslide

Zelf aan de slag! 
Wat? Opdracht 2 (blz. 286 en 287)
Hoe? Je lees de opdrachten goed door en maakt de bijbehorende vragen
Tijd? Je hebt hier 15 minuten de tijd voor. 
Klaar? Stuur je brief naar mij op! Ik wil ze gebruiken voor de volgende les :)


timer
15:00

Slide 7 - Tekstslide

Afsluiting
Hoe vonden jullie deze opdracht m.b.t. schrijven?

Wat zou je nog willen verbeteren aan je eigen schrijven?

Slide 8 - Tekstslide

Even 

1. rekening
2. foto
3. thee
4. ruzie
5. computer
6. accu

oefenen

  1. rekeningetje 
  2. fotootje
  3. theetje
  4. ruzietje
  5.  computertje
  6. accuutje 

Slide 9 - Tekstslide

Dictee
Ik lees de zin voor
Ik noem de woorden die je moet opschrijven
(dus niet de hele zin hoef je op te schrijven)



Slide 10 - Tekstslide

Samen aan de slag!
Opdracht 3 (blz. 223)


Slide 11 - Tekstslide

Hoe noem je de belangrijkste zin van een alinea?

Slide 12 - Open vraag

Wat is het verschil tussen hoofdzaken en bijzaken?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het tekstdoel van een instructie?

Slide 14 - Open vraag

Een nieuwsbericht is een voorbeeld van een...
A
informerende tekst
B
amuserende tekst
C
uitleggende tekst
D
aansporende tekst

Slide 15 - Quizvraag

Een recept is een voorbeeld van een...
A
informerende tekst
B
amuserende tekst
C
uitleggende tekst
D
aansporende tekst

Slide 16 - Quizvraag

Een verkiezingsposter is een voorbeeld van een...
A
informerende tekst
B
amuserende tekst
C
uitleggende tekst
D
aansporende tekst

Slide 17 - Quizvraag

Noem één van de vier kenmerken van een instructie.

Slide 18 - Woordweb

Een infographic is een ...
A
Een grafiek
B
Een informatieve afbeelding
C
Een krantenbericht
D
Een tijdschriftartikel

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 7 en 8 (blz. 188)
We gaan opdracht 7 en 8 bespreken. 

De eerste vier vragen van opdracht 7 hebben we al gedaan, de rest moest je zelf maken. 

Slide 21 - Tekstslide

Zelf aan de slag! 
 Wat? Opdracht 9 blz. 189
Hoe? Je zoekt drie nieuwsberichten die je interessant vindt, die stuur je naar mij. Dan print ik ze voor de les en degene die online kunnen werken, zoeken thuis naar drie nieuwsberichten en sturen deze naar mij
Hoe stuur je het? Je stuurt een mail naar pijl.e@huygens.nl OF je stuurt me een berichtje in teams.
Tijd? Je hebt tot het einde van de les om drie nieuwsberichten te vinden. 

Slide 22 - Tekstslide

Spelling voltooid deelwoord 

Slide 23 - Tekstslide

Even oefenen
  1. Jacqueline heeft een meisje gekregen (krijgen). 
  2. Hij is gisteren toch maar thuis ... (blijven).
  3. Mijn vader ... (lopen) 10.000 stappen per dag.
  4. Vandaag ... (worden) mijn zusje 12 jaar!
  5. Ik heb gisteren een hele enge film ... (kijken).
  6. Lisa ... (hebben) de daders nog ... (zien

Slide 24 - Tekstslide

Grammatica; woordsoorten
De groenteboer | geeft | het meisje | een appel.

'geeft' kunnen we gelijk scharen onder de categorie werkwoorden

Maar wat is de woordsoort van andere woorden? De, groenteboer, het, meisje, een, appel?




Slide 25 - Tekstslide

Grammatica; woordsoorten
De groenteboer | geeft | het meisje | een appel.

de, het, een                     lidwoorden
groenteboer, meisje, appel                 zelfstandige naamwoorden






Slide 26 - Tekstslide

Grammatica; woordsoorten
Zelfstandige naamwoorden                mensen, dieren, planten of dingen. Vaak kun je er een lidwoord voorzetten. Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een meervoud of een verkleinwoord maken. (PLADIMEDINA

LET OP: eigennamen zijn ook zelfstandige naamwoorden! Bijvoorbeeld: Heerhugowaard, Efteling, Laura of Japan. 






Slide 27 - Tekstslide

Grammatica; woordsoorten
De aardige groenteboer geeft het jonge meisje een lekkere appel.

Aan deze zin zijn woorden toegevoegd. Wat zijn dit voor soort woorden?
  • Bijvoegelijke naamwoorden                 zeggen iets over een zelfstandig naamwoord. 
  • Je voegt dan als het ware eigenschappen of kenmerken van een zelfstandig naamwoord toe. 

Slide 28 - Tekstslide

Grammatica; woordsoorten
Voorzetsels                 zijn woorden die vaak een plaats of tijd aangeven. Je kan het woord gebruiken bij 'de kast' 'het kooitje' of 'het feestje' . 

Voorbeelden zijn:
op, in, tijdens, tussen, buiten, naast







Slide 29 - Tekstslide

Even oefenen.
Noteer de pv, het wwg, ow en lv van de onderstaande zinnen. Soms zit een onderdeel er niet in. Dan zet je een streepje. 

1. Petra is gisteren haar tas vergeten. 
2. Die meneer heeft een rode auto gekocht.
3. Die meneer staat naast die rode auto geparkeerd. 
4. Vandaag moet Jacqueline een gedicht voordragen.
5. De rode auto heeft 's ochtends altijd problemen. 

timer
10:00

Slide 30 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Nog één onderdeel... het lijdend voorwerp.

Geeft antwoord op de vraag: Wie/Wat + wwg + ow?

Paul heeft gisteren een mooi kunstwerk gemaakt. 

Wat heeft Paul gemaakt?

Slide 31 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Opdracht 4 en 7 (blz. 214 en 216)  

Slide 32 - Tekstslide

Hoe werkt het?
1. Je gaat naar: create.kahoot.it
2. Don't have an account? Sign up
3. Kies student 
4. Geef als geboortedatum Jan-01-2000 op. Anders komt er een leeftijdsrestrictie op de Kahoot en kan je 'm niet delen. 
5. Bedenk een gebruikersnaam
6. Voer een e-mailadres en een wachtwoord in
7. SCHRIJF DIT E-MAILADRES EN WACHTWOORD ERGENS OP 

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht Kahoot
  • Je maakt minimaal 10 vragen
  • Er mogen maximaal 3 true/false vragen in zitten
  • Het gaat alleen over Nederlands grammatica HS 1 en 2
  • Doel? Door zelf vragen te verzinnen word je beter in Nederlands
  • En we kunnen hopelijk binnenkort jouw Kahoot spelen in de les :) 

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Tekstsoort + tekstdoelen

Slide 36 - Tekstslide

Uit welke woorden bestaan de onderstaande samenstellingen?
grondstof
bureaustoel
toetsenbord
paperclip
waterflesje
meergranenkoekje
langetermijnplanning 

Slide 37 - Tekstslide

Pauze
timer
5:00

Slide 38 - Tekstslide

BOY7
Samen gaan we het boek BOY7 van Miriam Mous lezen. Nadat we het boek hebben gelezen ga je een verwerkingsopdracht maken bij het boek. 

Daarnaast krijg je een boektoets over het boek. Als je 70% van die vragen goed hebt, krijg je een bonuspunt voor je verwerkingsopdracht!

Slide 39 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
12.35 - 12.40 - Wat weet je nog?
12.40 - 12.55 - Opdracht 1 (blz. 13) bespreken
12.55 - 13.10 - Uitleg fictie en non-fictie
13.10 - 13.25 - Woordenschat, zelf aan de slag!
13.25 - 13.30 - Pauze
13.30 - 13.45 - Opdrachten woordenschat bespreken
13.45 - 13.50 - Uitleg synoniemen en antoniemen
13.50 - 14.00 - Zelf aan de slag**

Gaat het zelf aan de slag allemaal goed? Dan doen we aan het laatste kwartier van de les een spelletje. (wel over Nederlands, natuurlijk) 




Slide 40 - Tekstslide

Opdracht 1 t/m 3 bespreken
Schrijf mee!

(blz. 29 en 30) 

Slide 41 - Tekstslide

Synoniem
Een synoniem is een ander woord dat hetzelfde betekent. 

Bijvoorbeeld:
explosie - ontploffing
levenslang - eeuwig
beroemd - bekend
gevangenis - ......
boos - ...... 

Slide 42 - Tekstslide

Antoniem
Een antoniem is een ander woord dat precies het tegenovergestelde betekent.

Bijvoorbeeld:
 licht - donker
moeilijk - makkelijk
dag - nacht 

Slide 43 - Tekstslide


1. Gezond
2. Hier
3. Hoog
4. Warm
5. Zwak
6. Dwerg
7. Netjes

1. 
2. 
3.
4.
5.
6.
7. 

Slide 44 - Tekstslide

Quizlet
We gaan zo een quizlet doen. Een quizlet is een soort online quiz. Het is dan de bedoeling dat je de antoniemen aan elkaar gaat koppelen. Het probleem is alleen dat de antwoorden niet alleen op je eigen telefoon staan, maar ook op die van je teamgenoten. Je moet dus samenwerken om te kunnen winnen. Het eerste rondje zal een soort oefenrondje zijn, daarna zijn jullie er vast beter in! 

Slide 45 - Tekstslide

Lesafsluiting
Deze les heb je geleerd wat synoniemen en antoniemen zijn.
Deze les hebben we het gehad over het verhaal 'Een vakantie van niks!'
Deze les heb je de betekenis van een aantal nieuwe woorden geleerd, geen zorgen deze gaan we nog vaak genoeg herhalen zodat je ze weet. 

De volgende les: maandag 1e uur, huiswerk: opdracht 4 en 5 af. (blz. 31 en 32) 


Slide 46 - Tekstslide