BS6: Genetische variatie

Planning
-herhalen BS 1 t/m 5
-uitleg BS6
-werken aan HW-opdrachten: 42,43,44,47
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Planning
-herhalen BS 1 t/m 5
-uitleg BS6
-werken aan HW-opdrachten: 42,43,44,47

Slide 1 - Tekstslide

RNA wordt afgelezen van de
A
3'kant naar de 5'kant
B
5'kant naar de 3'kant

Slide 2 - Quizvraag

DNA wordt afgelezen van de
A
3'kant naar de 5'kant
B
5'kant naar de 3'kant

Slide 3 - Quizvraag

Wat ontstaat er bij transcriptie?
A
Eiwit
B
Aminozuur
C
DNA
D
mRNA

Slide 4 - Quizvraag

Door transcriptie ontstaat mRNA. Waar vindt transcriptie plaats?
Transcriptie vindt plaats...
A
aan de coderende streng van het DNA in de celkern
B
aan de matrijsstreng van het DNA in de ribosomen
C
aan de matrijsstreng van het DNA in de celkern
D
aan de coderende streng van het DNA in de ribosomen

Slide 5 - Quizvraag

Wat gebeurt er tijdens de translatie?
A
er wordt een kopie gemaakt van het DNA
B
DNA wordt vertaald in mRNA
C
de volgorde van de basen in mRNA wordt vertaald in een aminozuurvolgorde
D
het ER leest het mRNA af en vertaalt het in een eiwit

Slide 6 - Quizvraag

Wat klopt niet over het telomeer?




A
Celdeling is beperkt door de lengte van telomeren
B
De telomeerlengte kan verlengen tijdens het leven.
C
Een telomeer bevat niet-coderend DNA
D
Een telomeer is een deel waarin repetitief DNA ligt.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een restrictie-enzym?
A
Is gelabeld nucleotide gebruikt bij sequencen
B
Verbreekt waterstoffenbruggen bij replicatie
C
Kan Okazaki-fragementen aan elkaar koppelen
D
Herkent specifieke nucleotidesequentie en knippen DNA daar door

Slide 8 - Quizvraag

Als een gen tot expressie moet komen, moet..
A
een repressor worden aangebracht
B
een repressor worden weggehaald
C
een co-repressor worden toegevoegd
D
een inductor worden weggehaald

Slide 9 - Quizvraag

Uit hoeveel nucleotiden bestaat een codon? En waar codeert één codon voor?
A
2 - eiwit
B
3 - eiwit
C
2 - aminozuur
D
3 - aminozuur

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het anti-codon voor 'AUG' ?
A
UAC
B
ATG
C
AUG
D
CGC

Slide 11 - Quizvraag

Een coderende streng van het DNA heeft de volgende volgorde: 5'-TTATGGTCAAGCTATAATGCT-3'. Uit welke aminozuren bestaat het gevormde eiwit?
A
met-val-lys-leu
B
leu-trp-ser-ser-tyr-asn-ala
C
met-leu-trp-ser-ser-tyr-asn-ala
D
asn-thr-ser-ser-ile-leu-arg

Slide 12 - Quizvraag

DNA-methylering houdt in:
A
De allelen worden niet goed gelezen.
B
De allelen worden beter afgelezen.
C
Het aflezen van allelen wordt beter of minder.

Slide 13 - Quizvraag

BS 6: Genetische variatie
replicatie gaat niet altijd goed --> foutjes in DNA --> mutatie
-substitutie: 1 nucleotide wordt vervangen door 1 andere
-deletie: 1 of meerdere nucleotiden worden verwijderd
-insertie: 1 of meerdere nucleotiden worden extra ingebouwd
*puntmutatie: verandering 1 nucleotidenpaar
*genoommutatie: aantal chromosomen in een cel verandert door non-disjunctie

Slide 14 - Tekstslide

Hoe kan de hoeveelheid chromosomen in een cel veranderen?

Slide 15 - Woordweb

Slide 16 - Tekstslide

het ontstaan van nieuwe combinaties van allelen/genen
Crossing-over versterkt recombinatie

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Verhoging mutaties door:

Slide 19 - Tekstslide

Foutje in het DNA?
-wordt meestal opgespoord door DNA-polymerase.
-wordt eruit geknipt door nuclease.
-juiste nucleotide wordt ingebouwd (aan de 3'-kant) door DNA-polymerase
-ligase plakt de nieuwe nucleotide in het DNA vast
=DNA-repairsysteem
Wordt het NIET opgespoord: supressorgenen (celcyclus stil)

Slide 20 - Tekstslide

Ontstaan kanker; P53-gen
mutatie in supressorgen: bij een foute cel wordt de celcylcus niet meer stil gelegd, cel gaat niet in apoptose --> tumor
mutatie in proto-oncogen (stimuleert o.a. celgroei): abnormale celgroei en deling

Goedaardige tumor: trage groei, geen uitzaaiingen
Kwaadaardige tumor: snelle groei, uitzaaiingen --> metastase

Slide 21 - Tekstslide

Effecten mutaties?
-hoeft niet groot te zijn: genexpressie stond uit, homologe chromosoom werkt nog wel, mutatie codeert voor hetzelfde aminozuur, 
-kan wel groot zijn: als het ingebouwde aminozuur effect heeft op het actieve gedeelte/ander startplek/extra of geen stopcodon én er géén backup is (geen goedwerkend homoloog chromosoom)

Slide 22 - Tekstslide

Vragen?
ja? altijd stellen --> vinger omhoog
nee? werken aan hw bs6: 42,43,44,47
WERK OPDRACHTEN VAN BS 1T/M 5 BIJ (zie ELO)

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide