1HV Blok 3 Spelling oefenen meervoudsvormen en bijvoeglijk naamwoord

Spelling

Bijvoeglijke naamwoorden maken van werkwoorden
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling

Bijvoeglijke naamwoorden maken van werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Les en doelen
Theorie en oefenen met bijvoeglijke naamwoorden en meervoudsvormen.
Doel
Je kunt een bijvoeglijk naamwoord en een meervoudsvorm op de juiste manier vervoegen.

Slide 2 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?

Die gekke Tommy gooide zijn nieuwe iPhone zo in de grijze afvalbak.

Slide 4 - Open vraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hij knalde op de (beton) paaltjes.
A
betonne
B
betonnen
C
betonen
D
betone

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Wat een (bizar) vertoning!
A
bizarre
B
bizar
C
bizare

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Die jongen droeg een (zijde) jurk.
A
zijde
B
zijden

Slide 7 - Quizvraag

Werkwoord = aanbieden
de ... excuses

Slide 8 - Open vraag

werkwoord = verkleden
de ... kinderen

Slide 9 - Open vraag

werkwoord = verhitten
de ... discussie

Slide 10 - Open vraag

Meervoudsvormen

Slide 11 - Tekstslide

Een accu - twee ....
A
accus
B
accu's
C
accuus

Slide 12 - Quizvraag

Een race - twee .....
A
races
B
race's

Slide 13 - Quizvraag

gewoonte
A
gewoonten
B
gewoontes
C
gewoonts

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
financiën
B
financieën

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
therapieën
B
therapiën
C
therapies

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het meervoud van zakenman?
A
zakenmannen
B
zakenlieden
C
zakenlui
D
zakenmensen

Slide 17 - Quizvraag

Wat heb je geleerd deze les?

Slide 18 - Woordweb

Huiswerk
Par. Over taal


Maken opdracht 30 en 31 
in je schrift


Slide 19 - Tekstslide