1.2 Grammatica

Hoe ziet deze les er uit?

- Huiswerk bespreken

- Terugblik

- Huiswerk en aan de slag

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoe ziet deze les er uit?

- Huiswerk bespreken

- Terugblik

- Huiswerk en aan de slag

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk bespreken

Geen huiswerk.

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik

Ik kan een persoonlijke e-mail schrijven.


Wat weet je nu? Speel de quiz!

Slide 3 - Tekstslide

In een persoonlijke e-mail gebruik je formeel taalgebruik. Je gebruikt dus bijvoorbeeld u
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

De juiste indeling van een persoonlijke e-mail is?
A
aan, onderwerp, slot, kern, aanhef, slotformule, naam, inleiding
B
naam, aanhef, aan, onderwerp, slot, inleiding, kern, slotformule
C
aan, onderwerp, aanhef, inleiding, kern, slot, slotformule, naam

Slide 5 - Quizvraag

In de inleiding vraag je hoe het gaat en vertel je waarom je schrijft.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Lesdoel

Ik kan lidwoorden en

zelfstandignaamwoorden

herkennen en benoemen.

Slide 7 - Tekstslide

Een zin kun je verdelen in losse woorden.

Die woorden kun je allemaal een naam geven.

Sommigen krijgen dezelfde naam.

Dit heet een woordsoort.




Lidwoord: ( LW)

de, het, een

Staat altijd vóór een zelfstandig naamwoord.


Zelfstandig naamwoord: ( ZN)

namen van:

mensen, dieren, dingen, planten en eigen namen.


  • Een zelfstandig naamwoord kun je in het meervoud zetten.
  • Voor een zelfstandig naamwoord kun je een lidwoord zetten.
  • Je kunt een zelfstandig naamwoord verkleinen.






Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Wat zijn in deze zin de lidwoorden?

Een piloot van Continental Airlines is tijdens een vlucht overleden
A
Piloot, vlucht
B
een, piloot
C
een, vlucht
D
een, een

Slide 10 - Quizvraag

De drie lidwoorden zijn:
A
vaak, en, de
B
een, het, op
C
de, het, een
D
de, het, aan

Slide 11 - Quizvraag

Welke woorden zijn zelfstandig naamwoorden?
A
Lopen
B
Stoel
C
Slager
D
Karien

Slide 12 - Quizvraag

Welke woord in de zin is een zelfstandig naamwoord?

Een mooi nieuw mobieltje

A
mooi
B
mobieltje
C
nieuw
D
een

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord in deze zin is het zelfstandig naamwoord?

De oude versleten bus.
A
de
B
oude
C
versleten
D
bus

Slide 14 - Quizvraag

Huiswerk

Opdracht 1 t/m 7


Slide 15 - Tekstslide

Wat weet je nu?

Ik kan lidwoorden en

zelfstandignaamwoorden

herkennen en benoemen.

Slide 16 - Tekstslide